Eder Santos

I
BELO HORIZONTE

Voor een beetje toerist is Brazilië gelijk aan Rio. Sao Paulo en Brasilia klinken ook nog bekend, maar van Belo Horizonte heeft hij nooit eerder gehoord. Toch is het een stad van ongeveer drie miljoen inwoners. Ze ligt ten noorden van Rio, achter een bergketen – de Serra do Curral – in de provincie Minas Gerais. Ze is omgeven door ijzermijnen, de belangrijkste geldmakers van Brazilië. Omdat die mijnen intensief geëxploiteerd worden en er dus veel ijzertransport is, ligt de hele omgeving onder een bruinrood stoflaagje.
Belo Horizonte is ruim honderd jaar oud. Het is de eerste geplande stad van het land, opvolger van de oude provinciehoofdstad Ouro Preto. Ze is heuvelachtig, daardoor nauwelijks te belopen en niet erg mooi. Vooral in het oude centrum is veel laagbouw. In de loop der jaren heeft de hoogbouw geleidelijk aan meer terrein gewonnen. Dankzij een ambitieuze burgemeester heeft de beroemde, modernistische architect Oscar Niemeyer, de man die Brasilia heeft ontworpen, de hand gehad in een deel van Belo. Zijn creativiteit heeft tenminste een strak en transparant Museu de Arte, een van binnen met mozaïek beklede, parabolische gevormde kerk, een ronde, ogenschijnlijk uit ramen opgetrokken wolkenkrabber en een wat onuitgesproken danszaal opgeleverd. Bovendien heeft hij een kunstmatig meer laten aanleggen, waaromheen allerlei grote huizen zich zo, vanaf hun hooggelegen positie, een schitterend uitzicht hebben laten bezorgen. De Bay Area van Brazilië. Kunstenaar Eder Santos woont in één van die gelukkige huizen.
Behalve het museum heeft Belo Horizonte een grote stadsgalerie, Palacio das Artes, en ruim tien commerciële galeries. Een beperkt kunstaanbod voor zo’n enorme stad. Hoewel Rodrigo Moura, assistent-conservator, zijn museum in een gesprek goed weet te verkopen, haalt de werkelijkheid zijn woorden hardhandig onderuit. Een beperkte tentoonstellingsruimte waar uitsluitend Braziliaanse kunst getoond wordt. Niet erg gedurfd en noodgedwongen beperkt door een minimaal budget. Door de dominantie van het gebouw zelf, verliezen veel kunstwerken het gevecht tegen de ruimte. Nieuw en hoopgevend is wel, dat het museum voor het eerst aan twaalf kunstenaars een artists-in-residence kan bieden. Ines Coutinho, directrice van het Palacio geeft zonder gêne toe, dat ze weinig inbreng heeft in de programmering. Een invloedrijk bestuur, de politiek en de afhankelijkheid van sponsors bepalen de inhoud van de meeste van de ruim vijftig jaarlijkse tentoonstellingen. Ze is dan ook trots dat ze Eder Santos, haar eigen keus, in de loop van dit jaar een grote tentoonstelling kan bieden. Weliswaar geholpen door een financiële bijdrage van het Nederlandse Prins Claus Fonds.
Rijk en arm wisselen elkaar af in Belo Horizonte. Hoe clichématig en onwaarschijnlijk het ook klinkt, zelfs de (overwegend zwarte) jongens die (meestal ongevraagd) je auto ‘bewaken’ of wassen, kijken stralend als ze hun minimale beloning in ontvangst nemen. Voor veel Brazilianen is het leven beroerd, maar dat maakt niet dat ze hun vrolijkheid verliezen. Daar lijken ze mee geboren. Dat met name deze stad daar exemplarisch voor is, bewijzen de bevindingen van een internationale onderzoekscommissie: het is de stad met de hoogste kwaliteit van leven in Latijns-Amerika. Het jaargemiddelde van het weer komt niet onder de 21 graden. Daarnaast is het ‘Model City on Environment Field’.
Belo Horizonte heeft sinds kort een socialistische burgemeester. Mede dankzij de visuele campagneondersteuning van EMVideo, het bedrijf dat Eder Santos bijna twintig jaar geleden met een vriend oprichtte. Alle mensen die ik sprak hebben hoge verwachtingen van de burgervader, zeker nu hij gesteund wordt door Lula, de nieuwe socialistische president, de man die de desastreuze gevolgen van vele jaren dictatuur moet zien weg te werken.
Een retrospectief van Eder Santos

II
DE TAAL VAN BELO HORIZONTE

De luchten en vergezichten zijn veel indrukwekkender dan die in de gelikte reisgidsen die de toerist moeten lokken. Het groen langs de kant van de weg heeft een roestbruine gloed. Alsof het alom aanwezige ijzererts geen genoegen heeft willen nemen met zijn verborgen bestaan in de begroeide bergen.
Als we in de voormalige provinciehoofdstad Ouro Preto (Zwart Goud) aankomen zet Eder Santos me af bij één van de vele barokkerken. Zelf gaat hij niet mee. In de loop van zijn leven heeft hij er vele uren in verwondering doorgebracht. Ik begrijp snel waarom. De barok heeft hier zijn regionale, volstrekt eigen variant gevonden. Het vele goud bewijst dat de overheersers, de Portugezen, niet alles mee hebben kunnen nemen. Veel heiligenbeelden hebben echt haar. Verschillende hebben een zwarte huidskleur, als een eerbetoon aan de slaven die de kerken moesten bouwen. De blikken zijn niet verheven of (schijn)heilig, maar mysterieus en soms zelfs schalks. Gezichten lijken in een aantal gevallen op maskers. De weelderige plafondschilderingen zijn helder van kleur. Kunstenaars als Anish Kapoor en Yves Klein zouden zich door het blauw hebben kunnen laten inspireren. Stijlvastheid in de zin van logica ontbreekt. De verrassing overheerst.
Nog enigszins overdonderd loop ik door de rest van het achttiende-eeuwse stadje. Ik krijg gaandeweg het gevoel aan het wezen van Santos’ werk te raken.

Eder Santos (1960) behoort niet tot de categorie kunstenaars die makkelijk zal instemmen om een referaat over eigen werk te houden. Daarvoor is zijn werkwijze te intuïtief. “Dat kan ik moeilijk uitleggen. Ik weet soms zelf helemaal niet waarom ik doe wat ik doe”, is een voor hem typerend antwoord. Bovendien heeft hij de neiging zijn eigen kwaliteiten te relativeren: “Wat ik maak is lang niet allemaal goed hoor”, zegt hij als ik hem complimenteer met een werk dat ik net daarvoor gezien heb. Mijn aanvankelijke plan om hem langdurig te interviewen laat ik daarom snel schieten. We besluiten een paar dagen met elkaar op te trekken. De informatie die ik nodig heb om zijn videobanden en video-installaties beter te begrijpen verzamel ik onderweg in de auto, tijdens de uitgebreide lunches, in gesprekken met anderen, door de omgeving te bekijken en door de ogenschijnlijk losse opmerkingen die hij plaatst terwijl ik zijn videowerk (opnieuw) bekijk.
Santos is geboren en getogen in Belo Horizonte. Een grote stad, maar door haar ligging achter de bergen enigszins geïsoleerd. De afstand tot Rio en Sao Paulo is groter dan het aantal kilometers aangeeft. Het is de hoofdstad van Minas Gerais, een provincie met een letterlijk en figuurlijk rijk, koloniaal verleden. Ze bezat naast ijzererts grote hoeveelheden goud en diamanten. De Portugezen ‘importeerden’ duizenden zwarten om de rijkdommen naar boven te halen. Met name die zwarten hebben een grote invloed gehad op de opvallende barokarchitectuur in de provincie (de invloedrijkste architect, Aleijadinho, was de zoon van een slaaf). Santos mag een lichte huidskleur hebben, hij beschouwt en voelt zich een afstammeling van dat deel van de bevolking.
Er is nog een andere reden waarom hij zoveel waarde hecht aan zijn eigen cultuur. De meeste informatie die de Brazilianen via de media verkrijgen draagt het stempel van de drie grootste steden, Sao Paulo voorop. Die vertekening van de realiteit irriteert hem niet zozeer, hij is in toenemende mate geneigd er zijn eigen werkelijkheid, zijn eigen cultuur tegenover te stellen.
Een op zich eenvoudige tape als ‘UAKTI-Bolero’ (1987) is een eigenzinnige registratie van een optreden van een inmiddels beroemde muziekgroep uit de streek, de UAKTI. De muzikanten hebben uit diverse materialen hun eigen instrumenten gemaakt. Daarmee spelen ze de ‘Bolero’ van Ravel. Santos geeft de merkwaardige, Afrikaansachtige geluiden een even merkwaardig gezicht. Met beelden die nu eens achteloos, dan weer met geavanceerde technieken tot stand lijken te zijn gekomen. In ‘Janauba’ (1993) doet hij iets vergelijkbaars. Hij plaatst twee ogenschijnlijk onaangetaste landschappen naast elkaar, Death Valley in de VS en Janauba in Minas Gerais. Zijn beelden fantaseren over een ideale toekomst. Ze doen dat geïnspireerd door het werk van twee door hem bewonderde Braziliaanse filmmakers: Mauro en Peixoto.
Op macroniveau wil hij het deconstrueren van de werkelijkheid eveneens te lijf. In zijn ogen creëren de massamedia iconen, helden en andere fenomenen die met elkaar een soort inwisselbare bovencultuur vormen waarin het cliché het wint van de oorspronkelijkheid. ‘Europe in 5 minutes’ (1985) geeft een cynisch beeld van het resultaat ervan. Een oude Braziliaanse toerist verder dan het bekijken van de obligate bezienswaardigheden van de Europese hoofdsteden. In het in opdracht gemaakte ‘Project Apollo’ (2000) ridiculiseert hij die deconstructie. Hij interviewt mensen over de maanlanding. De meeste geloven niet dat die ooit heeft plaatsgevonden. Een groot deel van de zwart-wit opnames in ‘Apollo’ bestaat uit een in scène gezette maanlanding. Speelgoed gaat voor echt. Toen hij de tape voor het eerst aan het publiek liet zien, waren verschillende kijkers er heilig van overtuigd naar een documentaire te kijken…
In die zoektocht naar eigenheid speelt de taal een grote rol. Het lijkt alsof Eder Santos zijn eigen taal heeft ontwikkeld. Zijn eigen taalbarok. Met name in de samenhangende werken ‘I don’t go to Africa because I am on call’ (1990), ‘This Nervous Thing’ (1992) en ‘Intrigueing People’ (1995) speelt taal een overheersende rol. Santos laat ‘de spelers’ dingen zeggen die soms iedere logica ontberen. Je probeert de zinnetjes met elkaar te verbinden, je probeert al associërend naar duidelijkheid te zoeken, maar vaak kom je niet verder dan te constateren dat je met een soort experimentele poëzie te maken hebt. Een mengeling van Fluxus en Dada of een Braziliaanse variant op de ontspoorde teksten van Wim T. Schippers. Krachtig geformuleerde woorden, goed in het gehoor liggend, maar inhoudelijk cryptisch. Tijdens mijn verblijf in Belo kreeg ik, uit onverwachte hoek, een ongevraagde illustratie van dit soort taalgebruik. Onder een laat etentje probeerde een vriend van Eder Santos mij een verhandeling te geven over Lygia Clark en Hélio Oiticica, de belangrijkste naoorlogse Braziliaanse kunstenaars. Om indruk te maken, en wellicht enigszins gehinderd door de champagne, deed hij dat in een abstracte schrijftaal. En in het Portugees. Santos moest zijn woorden vertalen, terwijl hij het Engels weliswaar voldoende, maar niet goed beheerst. De teksten klonken als de teksten van de videobanden die ik die middag had bekeken.
Soms helpen de beelden het begrip te vinden dat de taal laat liggen. Vaker hebben ze een zelfde soort onlogica. Ze lijken onaf. Scherp en onscherp volgen elkaar op. Ze gaan van ‘technisch perfect’ tot ‘rijp om eruit gesneden te worden’. Taal en beeld mogen met elkaar een boeiende en intrigerende compositie opleveren, ze laten je vaak achter met vele raadsels. In ‘Framed by Curtains’ (1999), een soort documentaire over Hong Kong lijkt hij de cut-up-techniek van William Burroughs te lenen. Net als deze Amerikaanse schrijver verknipt hij zinnetjes en maakt uit de losse elementen nieuwe zinsverbanden. In dit bijzondere geval blijven de beelden er stoïcijns onder. Anders dan in andere werken nemen ze de tijd. In ‘Tumitinhas’ (1998) is een ‘echt’ gedicht – van Sandra Penna – het uitgangspunt voor vage, soms volledig geabstraheerde opnames. Ze lijken te fungeren als voile voor de sombere tekst.
Sinds ongeveer tien jaar maakt Eder Santos ook installaties. Daarvoor heeft hij gekozen, omdat hij de kijker meer bij zijn werk wil betrekken door hem er letterlijk in te trekken. Een bijkomende reden is, dat hij eigenlijk de pest heeft aan het beeldscherm. Het refereert teveel aan televisie. Die maakt niet vrolijk in Brazilië. Zijn nieuwste installatie, ‘Encyclopedia of Ignorance’ (2003), ligt volledig in het verlengde van zijn streven zijn eigen cultuur te verbeelden. Dit paradoxaal getitelde werk gaat op het World Wide Video Festival in wereldpremière. Het idee ervoor ontstond vele jaren geleden. In feite zou het definitief moeten afrekenen met de generaliserende, van iedere culturele identiteit ontdane encyclopedische realiteit. De ironische titel en de bewust subjectieve invulling laten daarover geen misverstand bestaan. Santos brengt een aantal deugden of ondeugden in beeld. Hete hangijzers als luiheid, wroeging, wreedheid, vernedering, jaloezie en nijd. Niet de vertrouwde, algemeen aanvaarde opvattingen worden geïllustreerd, maar hij creëert eigen, eigenzinnige versies. Qua vorm houden ze zich wel aan de code van de encyclopedie. Hij presenteert ze als lemma’s. In alfabetische volgorde, in een rijtje gelijksoortige ruimtes naast elkaar. De beelden zijn eenvoudig – langzaam overdrijvende wolkenvelden, een vallende druppel, een in een bak meel wentelende naakte man etc. – maar uiterst verleidelijk en sensueel. Technisch perfect, in priemende kleuren. Alsof hij de deugden en ondeugden van hun misleidende abstractie heeft willen ontdoen. Alsof hij ze van hun in vele eeuwen opgedane ambtelijke (lees ook christelijke) verstoffing heeft willen bevrijden. De projectie van de beelden verschilt per ruimte. Ze past zich aan het onderwerp aan en tegelijkertijd voegt ze er een (beeld)laag aan toe. In ieder geval zorgt ze voor een directe perceptie. De kijker kijkt niet naar een deugd, hij ervaart hem. Ook bij de ‘Desert of my mind’ (1992) weet hij de kijker letterlijk in zijn gedachtewereld op te nemen. Drie keer per dag verandert de ruimte van licht, van temperatuur en van geprojecteerde beelden. Zand en rotsen fungeren als schermen voor gelaagde projecties. Die kennismaking met een wereld van gedachten, dromen, fantasieën, herinneringen, nachtmerries soms, vindt ook plaats in ‘Double de Corpo’ uit 2001. Op de bovenste spiraal van een dubbelbed heeft Santos een lichaam geprojecteerd. De bezoeker kan op het onderste bed gaan liggen en ziet zich dan samensmelten met die andere figuur. Die situatie maakt allerlei wonderbaarlijke ideeën, wensen en bedenksels bij hem of haar los.

Eder Santos is onmiskenbaar een kunstenaar met een eigen taal. Woord, beeld en geluid (vaak van Paulo Santos, lid van de muziekgroep UAKTI) vormen een oorspronkelijke, ogenschijnlijk natuurlijke, maar soms moeilijk te doorgronden eenheid. Je vermoedt er een geraffineerd concept achter, maar het eindproduct is veel minder bedacht dan het lijkt. Santos werkt niet vanuit grote theorieën en uitputtende scripts. Zelden doet hij opnames over. De verrassing van de kijker was vaak ook de verrassing van de maker.
Santos’ inmiddels zeer omvangrijke oeuvre bewijst dat hij geen invloeden van buitenaf nodig heeft om tot indrukwekkende resultaten te komen. Geheel in de geest van zijn verre voorvaderen toont hij zich wars van gangbare afspraken en platgetreden paden. Zijn oorspronkelijkheid is te vergelijken met die van de bouwers van de barokkerken in Minas Gerais.
Aleijadinho zou trots op hem zijn.

III
BRAZILIAANSE VIDEOKUNST

De Braziliaanse videokunst gaat terug naar de jaren zestig. Zoals in veel andere landen was video toen een medium voor kunstenaars die zich wilden onttrekken aan de traditionele media en vooral aan het traditionele circuit. Meestal maakten ze eenvoudige registraties van performances. Werk van vroege videokunstenaars als Leticia Parente is dan ook te vergelijken met de eerste videobanden van bijvoorbeeld Ulay (Laysiepen) en Marina (Abramovic), Michel Cardena, Vito Acconci, Joan Jonas, Nan Hoover en Peter Campus.
Aan het begin van de jaren tachtig lijkt de videokunst zich van de beeldende kunst los te maken. De onafhankelijke video doet haar intrede. De makers zijn jonge academieverlaters die zijn grootgebracht met de televisie en die de behoefte voelen die televisie van repliek te dienen met een creatievere beeldtaal en een uitgesprokener inhoud. Meestal levert dat varianten op de documentaire op. Een groter engagement is een ander gevolg. De presentatieplaats wordt het festival (het in 1983 gestarte, tweejaarlijkse ‘Videobrasil’ is het oudste en beroemdste). De groep TVDO uit Sao Paulo was één van de belangrijke representanten van deze televisiegeneratie.
In de jaren negentig vormt de onafhankelijke video meestal nog wel het uitgangspunt, maar door een meer volwassen en oorspronkelijker beeldtaal en een persoonlijker inhoud lijkt de weg naar de beeldende kunst weer te worden ingeslagen. Het in toenemende mate kiezen voor de video-installatie als uitingsvorm is daarvan een aanvullend bewijs. Hoewel Eder Santos zich moeilijk laat onderbrengen en hoewel zijn eerste tapes dateren uit 1983, valt er veel voor te zeggen hem als een vertegenwoordiger van deze groep te zien.
Merkwaardig genoeg lijken musea en galeries achter te lopen op deze ontwikkeling. Word je in Europese en Amerikaanse musea haast overvoerd door video, de Braziliaanse collega’s zijn veel minder geneigd het medium met dezelfde gretigheid te omarmen. Het museum in Belo Horizonte toont zelden video en lijkt het omvangrijke oeuvre van Santos nog te moeten ontdekken. Pas voor de laatste Biënnale van Sao Paulo waren enkele video-installaties geselecteerd. In de musea in de andere grote steden is de situatie nauwelijks beter. De tentoonstelling die Santos binnenkort in het Palacio das Artes in Belo Horizonte krijgt is zijn eerste museumpresentatie in eigen land. Voor een kunstenaar met zijn internationale reputatie en zijn bijna twintigjarige ervaring is dat op zijn minst opmerkelijk te noemen.
De jongste generatie werkt vooral “vanuit de computer”, zoals Santos het uitdrukt. Volgens hem, hij geeft ook workshops en lessen op academies, beginnen daar interessante werken uit voort te komen. Omdat ze buiten Brazilië nog niet te zien zijn en ik er te kort was om ze ter plekke te bekijken, kan ik dit optimisme (nog) niet delen.

KB Cahier 2003