DE STILTE VAN BAS MEERMAN
Ik spreek met Bas Meerman af bij Steendrukkerij in Amsterdam. Daar is het idee ontstaan voor het ‘Introspektakel’, een project dat hij op dit moment op de Kunstrai presenteert. Een project dat een nieuwe richting zou kunnen inluiden, maar dat in elk geval de afsluiting vormt van zijn tienjarige, artistiek uiterst succesvolle verblijf in Berlijn.
“Vorig jaar rond Pasen had ik mijn Jezustentoonstelling in De Praktijk in Amsterdam. Het waren aquarellen van Jezus in verschillende gedaantes. Meditatief, sensueel, geestelijk en lichamelijk. Met die tentoonstelling wilde ik mijn doop vieren. Ik heb de doop ontvangen in een poging om mijn religieuze gevoelens en gedachten serieus te nemen of, beter nog, om verantwoordelijkheid te nemen voor die gevoelens en gedachten. Ik ben protestants geworden omdat ik dat geloof de meest heldere vorm van het christendom vind. Tegelijkertijd wilde ik als kunstenaar contact opnemen met de kunstgeschiedenis. Ik wilde dingen schilderen die al een lange, rijke traditie hebben. Omdat het dan gelijk over heel veel thema’s gaat, moest ik kiezen. Ik heb voor de Jezusfiguur gekozen. Ik ben me daarin gaan verdiepen, heb de bijbel gelezen. Daaruit kwamen de aquarellen voort. Het vreemde is, dat als je ze tussen mijn andere werken ziet, ze niet eens erg opvallen. Rento Brattinga van Steendrukkerij zag de uitnodigingskaart voor die Jezustentoonstelling. Een christusfiguur aan het kruis. Omdat het een aquarel is, schijnt het licht als het ware van achteren. Bij wijze van grap zei hij dat ik met glas en lood moest gaan werken. Daar ben ik over na gaan denken. Ik kreeg verkering in Parijs. Ik heb met hem allerlei kerken bezocht om naar de gebrandschilderde, gotische ramen te kijken. Zo kwamen we ook in de kathedraal van Saint Dennis. Op straat, rondom de kerk was het heel druk. Binnen was het stil, rustig en ingetogen. Het was er heel ontspannend en aangenaam. Ik heb er lang naar het licht zitten kijken. Toen ontstond de idee van een stiltekapel. De Kunstrai is een drukke, hectische omgeving, vergelijkbaar met bijvoorbeeld een druk station. Ik kan me voorstellen dat je als bezoeker behoefte krijgt om je even terug te trekken. We bouwen een donkere ruimte van ongeveer vier bij zes meter. Die wordt zwart geschilderd en van boven afgesloten. Daarin plaatsen we drie glas-in-lood-werken. Als vensters, van achteren belicht. Er staan een paar bankjes waar je op kunt gaan zitten. We hebben de loodzware religieuze symboliek eruit gefilterd, om te voorkomen dat het publiek meteen gaat denken aan het geloof en de kerk. Ik gebruik drie bestaande aquarellen van bloemen als uitgangspunt voor de werken, dus geen werken met God of een lijdende Christus aan het kruis. Dat het licht van achteren komt is de uitdaging bij het brandschilderen. Het werk is van zichzelf minder illusionistisch. Het is letterlijker dan een schilderij. Het is beter te vergelijken met een tekening. In plaats van de inkleuring heb je het pure, echte licht.
Natuurlijk is deze kapel symbolisch voor mijn eigen stilte, voor mijn bezinning op het kunstenaarsschap. Ik word een beetje gek van de hysterische kunstwereld. Ik verdien mijn brood met kunst en ik kan de dingen doen die ik belangrijk vind. Zoals het ‘Introspektakel’. Werk maken is voor mij liefde van jezelf aan de wereld geven. Het draait in de kunstwereld echter nogal om de markt, om het geld en de mode en niet echt om de kunst. De druk om werk te produceren is groot. Natuurlijk, ik hoef helemaal niets. Ik hoef geen kunst te maken. Ik heb er zelf voor gekozen om van het kunstenaarschap mijn beroep te maken. Maar ik wil weer terug naar de onschuld, naar het gevoel vrij te zijn in de keuze om het te doen.
Ik heb mijn Berlijnse periode afgesloten met een retrospectieve tentoonstelling in Milaan. Daar heb ik werken laten zien die ik tussen 1994 en 2004 heb gemaakt. Ik woon nu in Parijs en sla een nieuwe richting in. Een nieuwe lente, een nieuwe liefde en een nieuw kunstzinnig leven. Misschien doe ik wel een poos niets. Ik wil in elk geval proberen mijn persoonlijke leven van het kunstenaarsschap te scheiden. Waarom zou ik het publiek de inhoud van mijn werk door de strot proberen te duwen? Ik was ervan overtuigd dat ik schilderde, omdat onze fantasie beter is dan de werkelijkheid. Daarvan ben ik niet meer zo zeker. Ik ben nu meer geïnteresseerd in de werkelijkheid van het schilderij en niet in de illusie. Bij mijn werken vergeet de toeschouwer dat het een schilderij is. Hij staat oog en oog met een persoon. Dat was eenvoudigweg mijn drijfveer om te gaan schilderen. Uit eenzaamheid, hartstocht en het verlangen naar de ander. Ik wil de illusie uitwisselen voor het schilderij. Ik wil meer gaan schilderen om te schilderen. Als je werk, zoals we in het begin constateerden, een vorm van liefde is, dan is het medium dat je hanteert een zoen. De afbeelding is daarbij secundair. Het is geen toeval dat ik me dat realiseer op het moment dat ik de overstap maak naar Parijs. Parijs is traditioneel de stad van de schilderkunst. Mijn schilderijen balanceren altijd op de grens tussen abstractie en figuratie. Bij de Jezuswerken zie je het evenwicht. Het kruis als symbool, als abstractie. Mijn manier van schilderen is minder los dan die van bijvoorbeeld Marlene Dumas. Zij is Zuid-Afrikaanse. Bij mij zit de emotie misschien meer in de inhoud en niet echt in het materiaal. Voor mij draait het schilderen om beheersing en ingetogenheid. Waarschijnlijk omdat ik uit Nederland kom. Een onbewust Calvinistische instelling?
Mijn tekeningen hebben me een wild imago gegeven. Die heb ik echter nooit als kunst beschouwd. Ze vormen mijn dagboek. Iemand die er interesse voor heeft en het op een verantwoorde manier doet, mag ze tentoonstellen. Dan maakt het me ook niet uit in welke context dat gebeurt. Maar misschien heb ik toch iets liever de homobeweging dan een miljonairsvrouw die uit verveling niet meer weet wat ze op moet hangen. De intieme inhoud en de emotionele reacties daarop vertekenen het beeld. Als je voor mijn schilderijen een vergelijking zou willen trekken met Robert Mapplethorpe, vanwege het beeldhouwen, het boetseren met olieverf, het verlangen naar esthetiek en erotiek, dan zou je voor mijn tekeningen aan Nan Goldin kunnen denken.
Ik probeer in mijn schilderijen met zo min mogelijk spectaculaire middelen tot een krachtig beeld te komen. De uitdrukking van mijn verlangen naar erotiek lokt uit dat mensen het over de homo-erotische boeg gooien. Dat is niet terecht. Mijn werk drukt tegelijkertijd een verlangen naar esthetiek uit. Het schilderen zelf gaat over de vorm, de kleur en de compositie. De inhoud is een verontschuldiging om het te doen. Het gaat me niet om de afbeelding. Schilderkunstige voorstellingen spelen natuurlijk wel een grote rol in mijn leven, maar ik kijk duizend maal liever naar een goed abstract werk dan naar een mislukt figuratief schilderij. De voorstelling is in wezen ‘Wurst’.”
Als we buiten afscheid nemen, blijkt dat veel onderwerpen onbesproken zijn en dat het niet bij dit ene gesprek zal blijven. Het vervolg vindt ongetwijfeld spoedig plaats in Parijs.
KB 2005