Biënnale van New Orleans

KUNST BINNEN DE CONTEXT VAN KATRINA

1.
“It was a very painful experience to see my fellow American citizens, the majority of them African-American, in the dire situation they were in. And I was outraged with the slow response of the federal government. And every time I’m in Europe, any time something happens in the world involving African-Americans, journalists jump on me, like I’m the spokesman for 45 million African-Americans, which I’m not. But many of them expressed their outrage too. And one interesting thing is that these European journalists were saying the images they were seeing looked like they were from a third world country, not the almighty United States of America.” Uit een interview met Spike Lee, filmmaker.
2.
Eén van de hoogtepunten van de laatste Whitney Biennial in New York was voor mij ‘When the Levees Broke: A Requiem in Four Acts’, een documentaire van Spike Lee over Katrina. Hij geeft daarin een schokkend portret van New Orleans tijdens en na die verwoestende orkaan van 2005. De autoriteiten worden er niet alleen in afgeschilderd als volslagen incompetent, maar vooral als onverschillig. De stad aan de Mississippi stond overduidelijk niet op hun prioriteitenlijstje. Op het moment dat er daar ruim drieduizend mensen omkwamen – dus meer dan bij de aanval op de Twin Towers in New York – was Condoleezza Rice, volgens Spike Lee, dure Ferrigamo schoenen aan het kopen op Madison Avenue en waren Dick Cheney en George W. Bush beiden op vakantie. Toen de president dan eindelijk besloot om zijn favoriete spelletje golf te onderbreken, vloog hij niet naar New Orleans, maar liet hij de piloot van zijn eigen Air Force One over de stad heen vliegen.
In de documentaire worden de gevolgen van Katrina voornamelijk in beeld gebracht door middel van interviews met betrokkenen en slachtoffers. Zwarte leiders, bewoners die familieleden, vrienden of bekenden hadden verloren, vrijwilligers die waren ingesprongen omdat de direct verantwoordelijken het lieten afweten en autoriteiten die nog steeds mooi weer speelden.
De verhalen raakten de bezoekers van de Whitney Biennial diep. Iedereen bleef tot het einde zitten. Ongebruikelijk voor zo’n lange documentaire binnen een tentoonstellingsomgeving. Veel mensen waren hun emoties niet de baas. De Kleenex werd regelmatig en zo geruisloos mogelijk doorgegeven. Ook al was ik me ervan bewust dat Spike Lee vanuit een letterlijk en figuurlijk gekleurd perspectief ‘When the Levees Broke’ had gemaakt en ook al wist ik dat de regisseur ook in zijn speelfilms niet uitblinkt in de verfijnde nuance, zijn relaas viel onmogelijk te negeren en deelde ook mij een kaakslag uit.
Toen ik een half jaar geleden hoorde dat er een biënnale in New Orleans zou komen, was er voor mij daarom geen twijfel mogelijk. Daar wilde ik bij zijn. Een emotionele beslissing, goedgepraat door een indrukwekkende lijst kunstenaars en een gerenommeerde samensteller en gestimuleerd door eerdere bezoeken die een geweldige indruk hadden achtergelaten.
Ter plekke groeide die emotie uit tot een wirwar van tegenstrijdige gevoelens. Zelden ben ik me zo bewust geweest van de maatschappelijke en politieke context van een tentoonstelling als bij Prospect1. Die context zat me in de weg en tegelijkertijd werd ik erdoor gefascineerd en meegesleept.
3.
Ï hate the way they portray us in the media. If you see a black family it says “They are looting.” You see a white family it says “They are looking for food.”. Rapper Kaney West in een televisie-interview.
4.
‘Prospect1’ is een initiatief van Dan Cameron, directeur van het Contemporary Arts Center in New Orleans. Hij was jarenlang hoofdconservator van het New Museum in New York. Daarnaast heeft hij diverse grote tentoonstellingen samengesteld, o.a. de Istanbul Biennial van 2003. Hij staat bekend als iemand die de controverse niet schuwt.
Het was vanaf het begin zijn bedoeling om door deze biënnale de stad een lift te geven. Katrina had niet alleen veel doden en getraumatiseerde overlevenden op zijn geweten, de orkaan had veel mensen uit de stad verdreven, vaak definitief, en had de bezittingen van duizenden vernield. De stad zat na de ramp financieel en moreel aan de grond en het toerisme was nagenoeg tot stilstand gekomen. New Orleans moest een internationaal evenement krijgen om trots op te zijn. Mardi Gras en JazzFest waren weliswaar snel na Katrina weer gevierd, maar dat waren toch vooral lokaal gerichte activiteiten.
Opvallend is dat Cameron het in zijn inleidende artikel in de catalogus alleen maar heeft over Katrina, de gevolgen voor de stad, de mentaliteit van de stad, de manier waarop haar inwoners in de media worden gekarakteriseerd en de middelen die er zijn om New Orleans er weer bovenop te helpen. Hij besteedt geen woord aan de ruim 80 kunstenaars die hij heeft uitgenodigd en de werken die de bezoeker te zien zal krijgen. Zelfs op de kunstenaarspagina’s ontbreken kunsthistorische teksten.
Het engagement lijkt bij Prospect1 belangrijker dan de kunst zelf.
5.
“If Salvador Dali showed up here, he would not be able to make heads or tails of it. Nobody could paint this. He did that famous painting of the melting clock, and our clock melted at 6:45 the morning of August 29. (…) That’s when the time stood still.” Chris Rose, columnist van The Times Picayune.
6.
Prospect1 wordt getoond in en op ruim 25 locaties. Het grootste deel van de werken is te zien in bestaande musea en kunsthallen. Die bevinden zich allemaal in het veilige deel van de stad. Ze hebben nauwelijks te leiden gehad onder Katrina. Ze maken onderdeel uit van de wijken die hoger gelegen zijn en die worden bewoond door de meest bemiddelde inwoners. Dat zijn vrijwel altijd de blanken. Ze trekken voornamelijk bezoekers uit die wijken. Een klein deel van Prospect1 wordt gepresenteerd in de zogenoemde 9th Ward. Die stond volledig onder water. Daar vielen de slachtoffers. Daar woonden de armen, de zwarten. Als ze er nog of weer wonen, dan zijn ze niet geïnteresseerd in kunst. Ze hebben andere zaken aan hun hoofd. Deze feitelijke constateringen zijn van belang, omdat ze automatisch en ongemerkt je perceptie beïnvloeden.
Een andere belangrijke constatering is, dat een groot deel van de uitgenodigde kunstenaars zwart is. Dat is net zo logisch als zeldzaam. Er is een aantal lokale kunstenaars bij, maar het zijn voornamelijk Amerikanen, Afrikanen en Engelsen.
Tenslotte is er nóg een factor die je oordeel over de werken beïnvloedt. Een vrij groot aantal kunstenaars heeft speciaal voor de gelegenheid werk gemaakt. Dat heeft een directe relatie met Katrina of met New Orleans. Anderen laten werk zien waarin de thematiek van discriminatie, racisme of de zwarte cultuur centraal staat. Ze trekken Katrina naar een universeler niveau. Dan is er ook nog een categorie kunstenaars die werk laat zien dat nauwelijks of geen relatie heeft tot welk aspect van Katrina dan ook.
Deze wisselende achtergronden, contexten en ontstaansgronden maken het bekijken van de werken tot een soort hindernisbaan. Iedere keer weer moet je omschakelen en ieder keer weer moet je je dwingen om de werken ook op zich een eerlijke kans te geven. Een site specific werk in de 9th Ward heeft al gauw een streepje voor op een schilderij in de hal van het CAC (Contemporary Arts Center). Terecht of onterecht. Het is onmogelijk voorbij te gaan aan de omstandigheden, vooral ook omdat samensteller Cameron die omstandigheden zo nadrukkelijk naar voren brengt.
7.
“I used to be an artist who waited tables. Truthfully, now I’m more a waiter who happens to paint pictures. But since the hurricane, I really don’t do a damned thing.” Chris Cressionnie, locale kunstenaar.
8.
Eén van de indrukwekkendste bijdragen aan Prospect1 is die van de Zuid Afrikaanse fotograaf Zwelethu Mthethwa (1960). Hij is bekend om zijn portretten van inwoners van de townships bij Kaapstad in hun leefomgeving. Kleurige foto’s die door hun perfecte kwaliteit de tegenstelling tussen de trotse geportretteerde en de armoedige omstandigheden extra aanzet. Nooit eerder maakte hij foto’s buiten zijn vaderland. Voor deze serie ging hij twee keer naar de meest getroffen wijk van New Orleans en fotografeerde daar details van het interieur en exterieur van huizen die door Katrina onbewoonbaar zijn gemaakt. Soms duikt er een achtergebleven bewoner op. Het zijn ijselijk stille documenten van een ramp die door hun schoonheid de ernst ervan onderstrepen. Merkwaardig genoeg hangen ze naast een aantal fotowerken van de Japanner Morimura (1951) die zichzelf altijd fotografeert in de gedaante van een ander, vaak refererend aan bekende meesterwerken uit de kunstgeschiedenis. Naast Mthethwa valt de Japanner volledig uit de toon. Zijn bijdragen worden opeens registraties van een belachelijke en oneerbiedige verkleedpartij.
Ook Mark Bradford (1961) is naar New Orleans gekomen om ter plaatse een werk te maken. Dat wijkt nogal af van de grote ‘doeken’ waarmee hij op dit moment wereldwijd furore maakt. Dat zijn enorme collages die zijn opgebouwd uit over elkaar heen geplakte en in meer of mindere mate afgescheurde en ingekraste posters die je op muren en billboards bij grote steden kunt aantreffen. Bradford heeft van houten schuttingdelen uit de 9th Ward, die ook met posters waren beplakt maar waarvan door de waterramp maar slordige fragmenten zijn overgebleven, een grote boot gebouwd. Op de plek waar eens een ‘funeral home’ stond. Een monument, een symbool van wanhoop en, gezien als Ark van Noah, een symbool van hoop in één. Wangechi Mutu (1972) heeft in de buurt daarvan de zwartgeverfde houten constructie van een huis laten neerzetten. Op een waterveilige verhoging. In het midden van de open ruimte heeft ze een eveneens zwarte, houten schommelstoel geplaatst. Het is een eerbetoon aan een bewoonster die 35 jaar deel uitmaakte van de buurt, de ramp overleefde, maar die door de ambtenarij en pesterij van verzekeringsmaatschappijen alsnog gedwongen werd haar huis en de stad te verlaten. Zoals velen. ’s Avonds is de constructie verlicht. Als een letterlijk en figuurlijk lichtend voorbeeld.
Julie Mehretu (1970) kon dicht bij haar ‘normale’ werk blijven. Zij maakt enorme tekeningen die eruit zien als een wirwar van kleurige, naar alle kanten wijzende en verwijzende rechte lijnen, waaronder je, als je goed kijkt, stedelijke plattegronden ontwaart. In ‘Projects’ (2008) laat ze iedere kleur weg en refereert ze in haar stadsplan aan de doodsaaie, gestapelde en minimaal uitgeruste woontorens die Amerika voor zijn minder bedeelde bewoners laat neerzetten. Janine Antoni (1964) heeft in een grote, fabrieksachtige hal in de 9th Ward een kleine ruimte gebouwd. Daar heeft ze, in een hoek, zo’n grote betonnen bal neergelegd waarmee je huizen en gebouwen tegen de vlakte dendert. Er tegenover, wandbreed, projecteert ze de van dichtbij opgenomen beelden van een oog. De bewegingen van het oog lopen synchroon met het doffe geluid dat de bal bij gebruik zou maken. Ze noemt de installatie ’t e a r’, verwijzend naar “tear” en naar “tearing down”. Ze wil dat het werk een hoopvolle ondertoon heeft: “On a rudimentary level what the ball is doing is destructive, but it’s also removing something for something new to come.”
Bij de installatie van Sanford Biggers (1970) komen de lach en de traan samen. Lijkt het. Hij heeft, op de overloop van een klassieke museumruimte, een zelfspelende, maar geluidloze piano in een boom opgehangen. De pianokruk ligt ervoor. Omgevallen. Dat beeld werkt in eerste instantie op je lachspieren. Tot je beseft wat er na de ramp allemaal in bomen van de ondergelopen delen van de stad is gevonden. Tot het tot je doordringt dat de toetsen niet zomaar bewegen, maar ‘Strange Fruit’ spelen, één van de eerste Amerikaanse songs tegen racisme, beroemd geworden in de vertolking van Billy Holiday. Dan wordt het een navrant werk.
9.
“Bush does not care about black people.” Kanye West.
“I am the person who lives with him. I know what he is like, and I know what he thinks, and I know that he cares about people.” Laura Bush in reactie op Kanye West.
10.
Van de werken die geen directe relatie hebben tot Katrina sprong de videobijdrage van John Pilson (1968) eruit. Hij had eerder dit jaar in New Orleans een aantal kleine, dagelijkse gebeurtenissen opgenomen. Als een speelfilm, maar zo natuurlijk en zo intiem dat ze in de buurt komen van een documentaire. Ze deden me denken aan de films van Larry Clark. In iedere scène zit een contrast of een absurditeit. In één ervan bijvoorbeeld probeert een Amerikaans dikke blanke fotografe een foto te maken van een zwart éénoudergezin. De kinderen hebben er duidelijk geen zin in en lopen voortdurend het beeld uit. Ondertussen moet de fotografe herhaaldelijk haar werk onderbreken, om niet daar een auto omver gereden te worden. Ze heeft haar camera namelijk potsierlijk midden op een smal straatje opgesteld. Uiteindelijk wordt haar groepsportret teruggebracht tot een foto van een verveeld kijkende moeder.
Van Isaac Julien (1960) was zijn al vaker vertoonde video-installatie ‘Baltimore’ uit 2003 te zien. Op drie grote schermen voert hij de kijker met behulp van twee gidsen – Melvin van Peebles, regisseur van een groot aantal blaxploitation speelfilms en een mooie zwarte vrouw – door drie musea waarin de zwarte cultuur zichtbaar en inzichtelijk wordt gemaakt. Het is een oogstrelend saluut aan de maker van die zwarte films voor zwarten en aan andere helden uit de Afrikaans Amerikaanse cultuur. In zijn vorm verwijst het werk tevens naar de zestiende eeuwse schilderijen van Pierro della Francesca.
Een grofgebekte variant is de video van Kalup Linzy (1977). Hij geeft een over-de-top-versie van een zwarte soap waarin op een hilarische manier een driehoeksverhouding met een verrassend slot wordt uitgebeeld. Zelf speelt hij zowel de mannen- als de vrouwenrollen. De oudere blanke dames met wie ik de ruimte deelde toonden zich geschokt door de gebezigde straattaal.
Emotionerend was de installatie van Skylar Fein (1970): ‘Remember the Upstairs Lounge’. Daarin grijpt hij terug op een gruwelijke brand in een homobar op de eerste verdieping van een pand in de French Quarter in New Orleans. We spreken 1973. Daarbij kwamen 30 mannen om. Dat was vanaf de straat te zien. Later bleek dat de brand was aangestoken en dat homohaat het motief was. In twee zwoele ruimtes hangt en stelt Fein de rekwisieten van die bar op. Het thema van dit werk sluit naadloos aan op de uitspraak die één van de bekendste televisiedominees na Katrina deed. “New Orleans is now Mardi Gras free. New Orleans is now free of Southern Decadence and the sodomites, the witchcraft workers, false religion (…). Now we are going to start over again.”
11.
“On the other hand, we need to send a message that we are still New Orleans. We are the soul of America. We embody the triumph of the human spirit. Hell, we are Mardi Gras.“ Chris Rose.
12.
Het is logisch dat Dan Cameron er niet voor heeft gekozen om alle werken speciaal voor deze gelegenheid te laten maken. Dat zou ongetwijfeld tot een loodzware manifestatie hebben geleid. Bovendien zou dat wellicht veel eendimensionale bijdragen hebben opgeleverd. Katrina is immers meer dan één ramp in één stad in het zuiden van de Verenigde Staten. Dat de maatschappelijke context, die hij zelf zo nadrukkelijk wenst te onderstrepen, een objectieve manier van kijken vrijwel onmogelijk maakt, kun je als een voordeel of als een nadeel beschouwen.
Ik heb het als een opluchting ervaren dat ik aan het einde van mijn bezoek, in het CAC, op een nieuw werk van Fiona Tan stuitte. Dat heeft geen enkele relatie tot de thematiek van Prospect1 en is waarschijnlijk alleen geselecteerd omdat Cameron haar altijd selecteert voor zijn tentoonstellingen.
‘Island’ is een prettig trage zwart-wit film opgenomen op het eiland Gotland in Zweden. Een voiceover brengt de bevindingen van een onzichtbare hoofdpersoon over. Beelden en geluid suggereren nu eens dat er iets spannends staat te gebeuren, dan weer dat het verblijf van de hoofdpersoon een risico van eenzaamheid in zich bergt. Ik kon moeiteloos in de stemmingen stappen die het werk opriep. Ik vulde in wat ik niet zag en genoot van wat ik wel zag. Ik kon mijn gedachten vrijelijk laten gaan. Een rustgevende en haast noodzakelijke ervaring.
Het is te waarderen om kunst in te zetten om een stad in nood een steun in de rug te geven. Of dat ook lukt, is onzeker. De eerste dagen viel de belangstelling tegen.
De kwaliteit van het getoonde kan daar onmogelijk debet aan zijn.

KB 2008