Paramaribo SPAN

Paramaribo SPAN, hedendaagse kunst in Suriname

DE (ECHT)SCHEIDING IS AANGEVRAAGD

Het einde van een gearrangeerd huwelijk. De partners zijn uitgepraat. De ene klampt zich nog vast aan de oude verbintenis, omdat sleur behaaglijk kan voelen en omdat er geen alternatief voor handen is. De ander gaat al een tijdje opwindend vreemd, maar houdt nog een lijntje aan uit respect, uit beleefdheid en uit gewoonte. Resultaat? Paramaribo SPAN, een bijzondere en merkwaardige tentoonstelling van hedendaagse Surinaamse en hedendaagse Rotterdams kunst op het terrein van De Surinaamse Bank in Paramaribo.

In 2007 wordt er een overeenkomst getekend tussen het CBK in Rotterdam en Suriname. ArtRoPa wordt de naam van de boreling. Tien Surinaamse kunstenaars krijgen de gelegenheid om drie maanden in het gastatelier Duende in Rotterdam te verblijven, Rotterdammers zullen naar Paramaribo trekken om daar hun collega’s te ontmoeten en met hen samen te werken. Aldus geschiedt.
Om het project waardig af te sluiten, moet er een tentoonstelling komen, een weblog en een boek. Daar tekenen zich de eerste problemen af. Aangezet door een aantal kunstenaars dat op Jamaica een opleiding heeft gevolgd, openbaren zich al enige tijd veranderingen in de Surinaamse kunstwereld. Het geloof in eigen kunnen gaat schuren met de ongetwijfeld goedbedoelde Nederlandse kunstontwikelingshulpbehoefte. Het volledig Surinaamse Wakamanproject, dat in 2009 in Fort Zeelandia wordt gepresenteerd, is daarvan een duidelijke indicatie. ArtRoPa kiest voor een uitweg die rekening wil houden met de gevoelens van alle partijen. Een gemankeerde oplossing dus. Het vraagt in een laat stadium aan de erkende kunstenaar/schrijver/curator Cristopher Cozier uit Trinidad om zich bij het project te voegen en een selectie te maken uit de Surinaamse kunstenaars. Hij moet SPAN alsnog een Caribische context geven. Hoewel onbekend met de verhoudingen tussen Nederland en zijn voormalige kolonie besluit hij toch ja te zeggen. Hij selecteert de Surinamers niet alleen, hij spoort ze aan en geeft ze zonodig een flinke duw in de goede richting en, heel belangrijk, hij tilt het project o.a. via het weblog naar een meer theoretisch niveau, omdat hij beseft dat Paramaribo SPAN een fase is in een ontwikkeling die nog nauwelijks onderkend laat staan onderbouwd is.
De ongelukkige uitkomst zijn in feite twee afzonderlijke tentoonstellingen die eigenlijk alleen het tentoonstellingsterrein als raakpunt hebben.

Zonder tekort te willen doen aan de kwaliteiten van de kunstenaars uit de Maasstad, die zijn er duidelijk, besluit ik me te richten op de Surinaamse bijdragen, omdat die de grootste verrassingen opleveren en als baanbrekend de boeken in zullen gaan. Om al kijkend de discussie te kunnen voeren over de nieuwe ontwikkelingen, vraag ik Ellen Ligteringen me te vergezellen. Zij is van Creools-Nederlandse ouders, heeft het grootste deel van haar leven in Nederland gewoond en gewerkt, maar besluit in 2004, na jaren van telkens heen en weer reizen, zich definitief in Suriname te vestigen. In tegenstelling tot de meeste Surinamers die geneigd zijn voor de lieve vrede hun kritiek voor zich te houden, schrikt Ellen er niet voor terug om te zeggen wat ze denkt. Een belangrijke eigenschap bij ontwikkelingen die hunkeren naar de volgende stap.

Pierre Bong A Jan (1975) is een van de verrassingen. Een schilder die naadloos paste in een figuratieve traditie, maar die daar nu uitbreekt door tatoeagemotieven die hij altijd al gebruikte, toe te passen in een installatie. Hij brengt me in een soort tatoeageatelier waar ik zelfs een tatoeage kan laten zetten. Schilderijtjes aan de wanden en tijdschriften op een tafeltje verschaffen me inzicht in de uitgebreide mogelijkheden. Bong A Jan laat zien dat de afstand tussen high en low art open staat voor discussie. De vervreemding die zich van me meester maakt als ik zijn werk betreed, legt mijn achterhaalde geconditioneerd zijn bloot.
Kurt Nahar (1972) heeft op een academie op Jamaica al zijn blik verruimd. Zijn installaties en andere werken sluiten aan op het internationale discours zonder dat ze afstand nemen van de Surinaamse cultuur. Hij bijt zich al een aantal jaren vast in de neiging van zijn landgenoten de Decembermoorden van 1982 weg te moffelen of te vergoelijken. In ‘When death stares in your eyes, what can you do’ geeft hij een indringend beeld van de omstandigheden waaronder de slachtoffers van Bouterse moeten hebben verkeerd. Soms heeft hij de neiging teveel tegelijkertijd te willen vertellen. Een mooie proeve van zijn betrokkenheid, maar hij verliest daarbij het bevattingsvermogen van de kijker wel eens uit het oog.
Ravi Shankar Rajcoomar (1973) verrast met een installatie waarin hij aandacht vraagt voor het hoge zelfmoordpercentage onder Hindoestanen. Buiten, onder een dak, hangen enkele tientallen zwarte ‘lijken’ neer. In verkrampte houdingen, alsof de dood ze heeft betrapt. De wind doet ze bewegen, waardoor ze nog macaberder worden. Teksten op de figuren en op de grond lijken het verhaal te vertellen. Het (bewust?) cryptische karakter ervan vergroot echter de afstand tussen de (westerse) kijker en de cultuur waarmee de kunstenaar hem confronteert.
George Struikelblok (1973) heeft eerder ruimtelijk gewerkt, maar ik ken hem de laatste jaren alleen als schilder. Het gemis van een vaderfiguur is een rode draad in zijn werk. In ‘Groei’ verwerkt hij dat thema in een installatie waarin hij een aantal kernwoorden vertaalt in een hok gevuld met een paar honderd kuikens – een weeshuis – dat uitziet op een opstelling van spiegels die dwingt tot reflectie. Door de onvermijdelijke ontroering die de kuikens opwekken en de losse presentatie van de diverse andere elementen, balanceert dit werk op de grens tussen ernst en lichtheid. Ik zie uitgelaten kinderen de aandacht trekken van de gele beestjes, terwijl hun ouders zich betrapt weten bij de spiegels.
Vorig jaar was ik in het atelier van Jhunry Udenhout (1970). Hij maakte toen traditionele houten beelden, meestal in opdracht. Vaardig, maar inwisselbaar. In SPAN blijkt hoe snel een aantal kunstenaars erin is geslaagd de traditie af te leggen. Udenhout vult een ruimte met een enorme zaagmachine die zich door een boomstam werkt. Zaagsel, splinters en stukken hout vullen en vervuilen de omgeving. Omdat de zaagmachine in hout is uitgevoerd en de kamer desondanks dendert van het zaaggeluid, werkt ‘Change Saw’ ongelooflijk op mijn lachspieren.
Dhiradj Ramsamoedj (1986) mag zonder meer de revelatie van SPAN genoemd worden. Hij heeft zijn installatie gemaakt in het huis van zijn grootmoeder, een half uur buiten Paramaribo. In de kamers op de eerste verdieping gebruikt hij vele media om een ode aan haar te brengen en impliciet inzicht te verschaffen in de Surinaamse cultuur. Daarbij worden licht en schaduw ingezet om de werkelijkheid te transformeren tot het beeld dat hij ervan wil geven. Iedere kamer heeft een hoofdthema. In de eerste zijn dat de honderden kroezen die de wanden doen verdwijnen. Zijn grootmoeder verhuurde die kroezen voor feesten en partijen. In de tweede kamer zijn het zijn geschilderde dagboeken die plechtig en geduldig door zijn zusje worden omgeslagen. In de voorkamer heeft hij zichzelf in kleurige stukjes textiel opgetrokken. Met brilletje, verend, maar zonder ogen, oren en mond. Een ideaalbeeld dat refereert aan Caribische rituele dansen. In het rommelkamertje wordt een latten figuurtje op de wand geprojecteerd. Door nadrukelijk te kiezen voor een harmonieuze, familiale context – zijn oma loopt trots rond – hekelt hij de toenemende vervreemding tussen mensen.

Ellen Ligteringen, mijn ‘gids’, wil aanvankelijk niet meedoen aan SPAN. Ze twijfelt aan het concept, ze hoeft niet zo nodig, ze is tevreden met de onderzoeken die ze in haar atelier/laboratorium verricht en koppelt die graag los van het gedoe van ‘de kunstwereld’. Nu loopt ze trots rond op het terrein, zich verbazend over de stappen die haar Surinaamse collega’s hebben gezet, opgelucht dat ze er deel van uit maakt. Vooral de jonge kunstenaars zijn het lokale ontgroeid en hebben de blik naar buiten gericht. Er is nu geen weg meer terug. Geld blijft nodig, maar achterover leunen en wachten op Nederlandse subsidies lijkt een gepasseerd station.
Nog wat besmuikt vertellen veel anderen me dat ze het voortaan zelf willen gaan doen. Ze hebben “die Nederlanders, sorry dat ik het zeg” niet meer nodig. Ze willen nu het feestje niet bederven, de angst om kritiek uit te spreken is ze haast ingebakken, maar er zijn voorzichtige plannen voor een eigen project.
Een Surinam Biennial misschien?

Rob Perree
KB, april 2010

Paramaribo SPAN was van 26 februari t/m 14 maart te zien op het terrein van De Surinaamse Bank, Henck Arronstraat 26-30, Paramaribo.
Er wordt gezocht naar een mogelijkheid en een vorm om de tentoonstelling in Nederland te presenteren.