Diner

DINER

Ik weet nog dat het open ging, het restaurant aan de Jefferson Avenue. Al weer ruim drie jaar geleden.
Het was een hoekhuis, twee blokken verwijderd van de kerk. Een slimme locatie leek het. Er was een paar maanden aan verbouwd. Alleen de benedenverdieping was veranderd. Door een aantal muren uit te breken was er een langwerpige ruimte ontstaan. Aan weerskanten waren zes booths geïnstalleerd. Stevige, met rood plastic beklede banken en stalen tafels met een bruin formicablad. Aan het eind waren een grote donkerhouten bar en toegangsdeuren naar het toilet en de keuken. Iedere booth had zijn eigen schemerverlichting. Aan de wanden hingen foto’s. Historische beelden van Brooklyn gestoken in zwarte lijstjes. Op de vloer lag linoleum. Ook donker maar gedecoreerd met onregelmatig verspreide, lichte stippen. Alsof er verf op geknoeid was. Het geheel zag er degelijk en netjes uit en door de kleuren donker te houden was er een gezellige sfeer gecreëerd. Een knappe zaak.
De buitenkant van het gebouw was bruin geschilderd en boven de ramen was een lichtbruine, plastic overkapping gemaakt. Daarop stonden in geel de naam, Pyramide, en de teksten “hamburger-steak-fried chicken” en, aan de zijkant “coffee-cola-beer”. Naast de deur hing het dagmenu in een glazen kastje. Nergens schreeuwende reclames. Een bescheiden, haast stijlvolle ingang.
De eigenaren bleken een ouder paar met hun dochter en kleindochter. Niet uit de wijk, maar afkomstig uit Harlem. De grootouders runden de keuken, moeder en dochter deden de bediening. Het leek een perfecte rolverdeling.
Het restaurant zou iedere avond open zijn, behalve op maandag. Op zondag serveerden ze vanaf 12.00 uur. De kerkgangers konden zo doorlopen. Voor de buurt waren het unieke openingstijden. Een restaurant was sowieso al een luxe, maar een restaurant waar je vrijwel iedere dag terecht kon hield men tot dan toe voor onmogelijk. De buurt was sceptisch, maar ook enthousiast. Iedereen wilde dat het dit keer ging lukken. Ik zag het op enige afstand aan. Mijn betrokkenheid ging niet verder dan nieuwsgierigheid. Het grootste deel van mijn sociale leven speelde zich in Manhattan af.
Op de openingszondag, een koude dag in november, stonden de mensen buiten in de rij. De dominee stond vooraan, maar daar verbaasde niemand zich over. Hij liet zich graag op zijn functie voorstaan en claimde altijd allerlei voorkeursbehandelingen. Dat was niet de enige reden waarom hij weinig populair was. Er deden over hem allerlei roddels de ronde. Hij zou een deel van de opbrengst van zijn kerkdiensten in eigen zak stoppen en hij zou zijn gezin verwaarlozen en meer oog hebben voor jonge meiden. Die haalde bij voorkeur op veilige afstand, in een ander deel van Brooklyn. Uiteraard wist ik niet wat er waar was van al die verhalen. Ze interesseerden me niet, maar zijn schijnheilige gezicht stond ook mij niet aan.
Opvallend was dat de meeste bezoekers voor de gelegenheid hun beste kleren hadden aangetrokken. Een deel had dat wellicht al voor de kerkdienst gedaan, maar een groot deel van de wachtenden kwam nooit in de kerk. Nee, ze hadden hun beste pak of jurk aangetrokken, hun hoeden uit de kast gehaald, omdat ze buiten de deur gingen eten. Het was feest. Zo voelde het.
De Pyramide bleek een doorslaand succes. Het voedsel werd geprezen, de hoeveelheid met name, de bediening was vriendelijk, alleen de keuken was wat langzaam, maar niemand maakte daar echt een punt van. De klanten vonden het wel prettig om voor de verandering eens rustig te eten. Bovendien, “die oudjes deden hun stinkende best”.
Een paar maanden ging het goed. Zelfs doordeweeks zaten er steevast een stuk of acht mensen. In het weekend moest je er snel bij zijn, anders kon je het vergeten. Soms was er een live optreden. Een jonge zanger die een paar straten verderop woonde en die jazz en blues zong. De buurt was trots op zijn Pyramide.
Toch ging het mis.
Niemand wist precies waarom. Was de diner toch te hoog gegrepen voor een wijk waar een groot aantal mensen van een kleine uitkering moest rondkomen? Werden de hamburgers steeds kleiner of leek dat maar zo? Ging de bediening achteruit? Opvallend was wel dat de kleindochter het steeds vaker alleen moest opknappen, omdat haar moeder ziek zou zijn. Soms hielp er een vriendinnetje. Helpen kon je dat nauwelijks noemen. Omdat ze de bestellingen verkeerd doorgaf aan de keuken, veroorzaakte ze allerlei problemen. In het begin waren de klanten nog vol begrip, maar na een paar keer eisten ze waar voor hun goede geld. Veel trouwe kerkgangers zouden zich al langer hebben gestoord aan het in hun ogen nogal vrijgevochten karakter van de bediening. Moeder zowel als dochter hadden een “te sensuele presentatie”. Vonden zij. Was dat de reden waarom de dominee op een gegeven moment wegbleef? Anderen spraken over terreur van buurtbendes. Wild west verhalen die eigenlijk niemand geloofde, maar die gemakkelijk over de tong gingen.
Een half jaar na zijn feestelijke opening, sloot de Pyramide. De sluiting werd niet van tevoren aangekondigd, er was geen verklarende mededeling op het raam geplakt. Op een zondag in mei was de deur opeens dicht en bleven de luiken voor de ramen. De menukaart van de week daarvoor zat nog in het glazen kastje. De stoep zag er vreemd genoeg aangeveegd uit. Aanbellen had geen zin. Niemand reageerde.
Al gauw ging er een verhaal dat de familie met de noorderzon was vertrokken. “Naar het zuiden”, maar dat werd van iedereen gezegd die uit de buurt verhuisde. Tot ieders verbazing werd het restaurant niet te koop aangeboden. Het bleef gewoon leegstaan. Dat maakte het verhaal over vermeende financiële problemen ongeloofwaardig. Het gissen hield maar aan. Volgens sommigen woonden de eigenaren er nog steeds, maar lieten ze zich uit schaamte over de mislukking niet zien. Anderen waren er zeker van dat het een huis van zonde was geworden. Een heus bordeel. Er zouden de meest wilde orgieën plaatsvinden. Vooral in het weekend. Dan parkeerden er allerlei vreemde auto’s in de buurt en liepen er allerlei ‘stadse’ figuren rond. Het leek mij volstrekte onzin. Niemand was er ooit binnen geweest. Niemand had er ooit iemand naar binnen zien gaan of uit zien komen. Mensen verzonnen maar wat, omdat ze het niet konden uitstaan dat ze het niet wisten. Ik voegde me bij de categorie buurtbewoners die weer snel overging tot de orde van de dag. De Pyramide was mislukt en we voegden hem toe aan de lange rij mislukte ondernemingen. We hadden het altijd al geweten, een restaurant gedijt hier niet. “Daar zijn we nog niet aan toe.”

Gisteren, toen ik terugkwam uit Manhattan, stonden er opeens een politiewagen en een ambulance voor de deur. Agenten braken de deur open en verdwenen in de donkere ruimte. Hun wapen in de aanslag. Er werden rood met wit gestreepte linten rondom het pand opgehangen, tot zelfs over de straat heen, zodat het verkeer een andere route moest nemen. Al snel stond het zwart van de mensen. Een bestelbusje van Channel 5 kwam aanrijden toen twee ziekenbroeders een brancard naar buiten droegen. Er ging een schok door de menigte. De oh’s en ah’s waren niet van de lucht. Ik hoorde de verhalen geboren worden. Toen de ambulance met loeiende sirene wegreed, werd de straat vrijgegeven, maar de linten rondom het restaurant bleven hangen. De deur werd verzegeld.
De blonde verslaggeefster van Channel 5 probeerde een politieman informatie te ontlokken. Ongevoelig voor haar charmeoffensief hield hij zijn mond stijf dicht. “Geen commentaar.” Vragen van buurtbewoners werden eveneens afgehouden. Hun speculaties werden daardoor steeds wilder. Ik verbaasde me over hun tomeloze fantasie.
Tot een klein jongetje opgewonden naar de menigte kwam rennen.
“Ze hebben de dominee gearresteerd!”
Hij bleef het herhalen alsof hij bang was dat ze hem niet zouden horen.
Even verstomden de stemmen. Verbazing had ze het zwijgen opgelegd. Maar niet voor lang.
Ik maakte me los uit de overspannen menigte en vervolgde mijn weg naar huis. Het was genoeg.
Toen ik de kerk passeerde las ik het thema van de week op de lichtkast.
“In God we trust.”

Rob Perree
Rome augustus 2005.