CARIBBEAN ART VOOR BEGINNERS

CARIBBEAN ART VOOR BEGINNERS?

Ieder nieuw boek dat er over ‘Caribbean Art’ verschijnt is in principe een aanwinst voor mijn boekenkast. Mijn ‘Caribbean Art’ van Veerle Poupeye (1998), hoe bruikbaar en interessant ook nog steeds, is aan uitbreiding en vernieuwing toe. Daarom was ik blij met de gelijknamige catalogus bij ‘Infinite Islands’ van Tumelo Mosaka (Brooklyn Museum, 2007). Daarin is in ieder geval een poging gedaan me visueel bij de tijd te brengen over belangrijke kunstenaars uit deze regio. Bovendien mocht daarin, bij mijn weten voor het eerst, Suriname echt meedoen.
Ik was dan ook zeer nieuwsgierig naar ‘Art in the Caribbean. An introduction’, een boek van Anne Walmsley en Stanley Greaves dat onlangs verscheen.
Na lezing blijf ik echter met gemengde gevoelens achter.

De ondertitel, ‘An introduction’, had me aan het denken moeten zetten. Op zich is het sympathiek als auteurs niet de pretentie hebben volledig en uitputtend te willen zijn. Tenslotte gaat het hier over een veelomvattend onderwerp ‘gesitueerd’ in een regio die niet bekend staat om het zorgvuldig documenteren van haar eigen cultureel erfgoed. Gebrek aan middelen en deskundigheid spelen daarbij ongetwijfeld een rol.
Bij deze auteurs lijkt ‘An introduction’ echter een vooraf ingebouwd excuus voor inconsequentie en gemankeerde informatie, terwijl die tekorten niet nodig waren geweest.
Ze vermelden in hun inleiding dat het boek in de eerste plaats een “gallery of contemporary art of the Caribbean” wil zijn. Dus een verzameling kunstwerken met toelichting. Wat dat laatste betreft zit het wel goed. De toelichting bij de verschillende kunstwerken is adequaat en bruikbaar. Over de keuze valt echter te twisten. Ten eerste zijn het maar 40 werken. Nogal beperkt voor een periode van meer dan 60 jaar. Verder beginnen de werken pas echt ‘contemporary’ te worden vanaf 2000. Alsof er daarvoor geen kunstwerken zijn gemaakt die in hun thematiek en in hun uitdrukkingsmiddelen aansluiten op internationale tendensen en ontwikkelingen.
Moet dit manco gezocht worden in een achterhaald uitgangspunt over het begrip ‘Caribbean’? Ten dele wel. De auteurs hebben namelijk gekozen voor kunstenaars die in de Caribbean wonen en werken. Caraibische kunstenaars die zich elders hebben gevestigd tellen niet mee. Dat is moeilijk vol te houden voor niet-Europese en niet-Amerikaanse kunstenaars in het algemeen. Die kenmerken zich juist – van nature of gedwongen door beperkende omstandigheden in hun vaderland – door reislustigheid. Is Meschac Gaba, om een willekeurig voorbeeld te noemen, geen Afrikaanse kunstenaar meer omdat hij al een tijd in Rotterdam woont? Is Remy Jungerman Surinamer af omdat hij in Amsterdam werkt? Is Marlene Dumas Zuidafrikaanse of Nederlandse?
Maar los van dit uitgangspunt, heeft de behoudende keuze van de auteurs niet ook te maken met hun eigen, nogal behoudende opvattingen over kunst? Ik vrees het wel. De ‘nieuwe’ media (foto, video) en bijvoorbeeld installaties zijn duidelijk ondervertegenwoordigd.

Op zich is het te prijzen om naast een galerie van werken historische achtergrond te verschaffen over de verschillende (ei)landen binnen de Caribbean. Die kennis ontbreekt bij veel geinteresseerden, die kennis maakt het kijken naar en begrijpen van Caraibische kunst een stuk eenvoudiger. Het boek is immers vooral bestemd voor studenten en “anyone with a serious interest in the visual arts”, niet voor deskundigen.
Informatie is echter pas informatie als ze klopt.
Als ik me beperk tot het deel over Suriname dan is daar tussen, ruwweg, 1990 en 2005 nauwelijks meer iets gebeurd. Daarmee worden veel mensen en veel organisaties tekort gedaan. In de inleiding zeggen de auteurs dat het soms moeilijk is om informatie te vergaren. Dat is ongetwijfeld het geval. Over dit deel van de Surinaamse kunstgeschiedenis hadden ze echter terecht gekund bij diverse mensen uit het veld die zeer bereikbaar zijn en bij publicaties als ‘Visual Art in Suriname’ (2000), Wakaman’ (2009) en ‘Paramaribo SPAN’ (2010).
Merkwaardig is het ook, dat de inleiding suggereert dat het boek bij is tot 2010, terwijl de uitgebreide bibliografie – overigens zeer waardevol – bijvoorbeeld wat Suriname betreft ophoudt bij 2002.

Je kunt van opvatting verschillen met auteurs die over een bepaald onderwerp schrijven. Dat is niet erg. Dat bevordert de discussie en dat is zeker als het over Caribbean Art gaat haast een voordeel. Als je auteurs echter ‘betrapt’ op onvolledig geinformeerd zijn, dan ga je twijfelen aan hun hele werk. Wat klopt er nog meer niet wat mij als “anyone with serious interest in the visual arts” noodgedwongen ontgaat? Mogen studenten blind varen op dit boek of moeten ze het met de nodige argwaan tot zich nemen?
In de inleiding citeren Walmsley en Greaves deskundige Nicholas Laughlin. Hij zegt dat steeds meer kunstenaars en critici “are looking at and discussing new work online, sharing images via email, circulating news of upcoming projects and opportunities. This has become the primary medium for regional creative exchange for most people of my generation.”
Op zich moedig van de auteurs om deze opvatting vast te leggen. Ze vermoedden toen waarschijnlijk niet dat de woorden van Laughlin na het lezen van dit boek een zeer verstandige aanbeveling zouden worden.

Rob Perree

Walmsley, Anne en Stanley Greaves, Art in th Caribbean. An introduction, London 2010, ISBN 978 1 873201 22 0
Verschenen in De Ware Tijd in Suriname, 2010