Nan Goldin

M i j n c a r r i è r e i s i n R o t t e r d a m b e g o n n e n

“Wat een prachtige tekeningen.” Nan Goldin bekijkt het boekje dat ik voor haar heb meegenomen. “Wie is die kunstenaar? Bas Meerman? Is dat een Nederlander? Geweldig. Ik heb een zwak voor getekende dagboeken. Omdat ze dicht aan mijn eigen werk raken.“
Enigszins geëmotioneerd legt ze het boekje naast zich op de bank.

Ze is net terug uit Luxor. Haar Egyptische minnaar heeft daar een huisje voor haar gebouwd. Aan de rand van de woestijn. “Met gastenvertrekken gelukkig, zodat ik mijn vrienden kan ontvangen, want het is moeilijk communiceren met mensen die geen Engels spreken. Als je zin hebt…..je bent van harte welkom.” Vlak voordat ze terug zou reizen, viel ze van haar paard en brak een groot aantal ribben. Daardoor is ons gesprek twee keer uitgesteld. Haar voorzichtige en wat stijve motoriek wijst nog op veel pijn. “Komt wel goed”, zegt ze lachend, “ik ga altijd door. I am a survivor.” De volgende dag moet ze naar Londen voor een afspraak met haar psychiater en om een vriend te bezoeken die net een galerie heeft geopend. “Vanuit zijn huiskamer. Gelukkig zie je dat soort dingen weer.”

De laatste keer dat ik haar uitgebreid heb gesproken is meer dan tien jaar geleden. Toen had ze nog een appartement op The Bowery in het oostelijk deel van New York. Nu woont ze al weer ruim anderhalf jaar in een grote woning in het derde arrondissement van de Franse hoofdstad. Een jaloersmakende ruimte. Rommelig, comfortabel, vol roomse relieken. We besteden het eerste uur aan herinneringen ophalen, relaties doornemen, achterklap en andere trivialiteiten. Het gat van tien jaar moet ‘even’ worden gedicht.
Als ik uiteindelijk mijn cassetterecorder aanzet en haar complimenteer met haar nieuwe boek, ‘The Devil’s Playground’, barst ze los in een lange, uiterst emotionele tirade. “Sorry, ik moet het even aan iemand kwijt. De meeste mensen hier geloven het niet of begrijpen het niet.”
Acht maanden, zegt ze, heeft ze aan het boek gewerkt. Ze zou samenwerken met een goede redacteur, ze zou het laatste woord hebben over de inhoud en ze zou een ontwerper krijgen toegewezen, die open zou staan voor al haar suggesties. De redacteur bleek bang voor haar en werd vervangen. De ontwerper ontpopte zich als een man die zich strikt hield aan kantooruren. “Ik ben verwend bij mijn andere publicaties. Daardoor ben ik misschien lastig. Ik werkte altijd met een groepje enthousiaste mensen dat, als het nodig was, nachten doorging om er iets moois van te maken. Er is toch niks leukers dan samen aan een boek werken?” Het werd haar allemaal teveel. Ze kreeg een ‘nervous breakdown’ en belandde in een psychiatrische kliniek in Londen. Een afschuwelijke ervaring, vooral omdat haar zusje ooit in zo’n zelfde kliniek zelfmoord pleegde. Door de medicijnen kwam ze merkwaardig genoeg in een soort onderbewustzijn terecht, waarin ze opeens heel helder zag hoe het boek moest worden. De verminkingen die ze zichzelf toebracht, ervoer ze als een opluchting, als een bevrijding uit een overspannen situatie. Vanuit haar ziekbed heeft ze de drukproeven nog nagekeken, maar ze verloor de controle over de volledige drukgang. “Ik heb heel lang zelf mijn foto’s afgedrukt, dus ik weet wat er mis kan gaan.” Ze is op een aantal punten dan ook niet erg tevreden over het boek. Diverse foto’s zijn niet optimaal afgedrukt, het omslagbeeld leent zich in haar ogen niet voor een omslag en is veel te donker, de titels van de werken zijn zo geplaatst dat de lezer het nodige puzzelwerk moet verrichten om te weten wat nou wat is. Als ik daar allerlei onmiskenbare pluspunten tegenover zet, lijkt ze die niet te horen. Haar verontwaardiging en woede laten zich niet stoppen. De wond is nog niet geheeld. Als ik ‘Self-portrait in pyamas’ voor me neem, een verweesde, eenzame Goldin die naar een kerstroos staart, reageert ze geïrriteerd. “Dat was in een andere kliniek. The Priory. Daar was ik om van mijn morfineverslaving af te komen.” Snel bladert ze verder in het loodzware boek.
Voorzichtig probeer ik haar verhaal naar de inhoud om te buigen. “Wat de titel betekent? Dat begrijp je het beste als je naar ‘Bruce in the Smoke’ kijkt. Bruce is één van mijn oudste en beste vrienden. Hij zit ontspannen om zich heen kijkend in de sulfietrook. Bruce is een man die in staat is om iemand die net met heel veel moeite is afgekickt weer aan de drugs te brengen. Zonder scrupules. Aan de andere kant is hij, als hij ‘schoon’ en sober is, de liefste vriend die je kunt hebben. The Devils Playground. Die tegenstelling zit in de titel ingebakken.”
“Ik wilde geen catalogus. Ik heb alles wat op een catalogus zou kunnen lijken er bewust uit gelaten. Het moest een kunstenaarsboek worden. Vandaar ook die literaire teksten. Geen kunsthistorische verhalen, ik wilde persoonlijke teksten, teksten die speciaal voor mij gemaakt zijn of die iets te maken hebben met mijn leven. Er moest iets van Cookie Mueller in. Uiteraard. (Mueller was Goldin’s beste vriendin. Ze overleed aan aids. RP) Richard Price heeft speciaal voor dit boek iets geschreven. Van John Giorno staat er een gedicht dat nooit eerder is gepubliceerd. Er is een tekst van Nick Cave en E.E. Cummings. Dat vind ik belangrijk. Literatuur heeft altijd een grote rol voor me gespeeld. Ik was zo’n kind dat met een zaklamp onder de dekens las. En al vroeg mijn ogen verpestte…..De kamers hier achter staan vol boeken.”
Opvallend zijn de landschapsfoto’s in Goldin’s oeuvre. Ze zijn in ‘The Devil’s Playground’ ruim vertegenwoordigd. “Jarenlang heb ik geen daglicht gezien. Dat hoef ik jou niet te vertellen. Jij hebt me op mijn zwartste moment meegemaakt. Mijn leven speelde zich ’s nachts af. Na mijn ontwenningsbehandeling aan het einde van de jaren tachtig heb ik het daglicht opnieuw leren ontdekken. Ik heb weer naar landschappen gekeken. Eerst fotografeerde ik ze nog vanuit de trein, met glas ertussen, tijdens mijn vele reizen door Europa, maar langzamerhand verdween dat glas en ben ik ze gaan opzoeken, de landschappen. Ik ben ervan gaan houden. Het heeft een tijd geduurd voordat ik ze naar buiten wilde brengen. Nu ben ik er heel gelukkig mee. Hoe vind je mijn Rothko?” Ze grijpt enthousiast naar haar boek en legt het open op de pagina ‘Seascape at Sunset’, een paarsrood gekleurd Italiaans landschap dat zo uit elkaar getrokken is, zo geabstraheerd is, dat het inderdaad een Rothko zou kunnen zijn. “Ik fotografeer ook al een tijd kerken en kastelen en andere architectonische objecten. Ik heb nog geen idee wat ik ermee ga doen.”
In de meeste artikelen die over Nan Goldin’s werk zijn verschenen, blijft de vorm onbesproken. Alsof die er niet toe doet. “Ik ben in de eerste plaats gericht op de inhoud. Het gaat me om de relatie die ik heb met mijn omgeving, met de vrienden om me heen. De intimiteit daarvan, die wil ik weergeven. Dat is het belangrijkste bij het maken van de foto’s. Als ik ze moet selecteren voor een tentoonstelling of voor een boek, dan speelt de vorm wel degelijk een rol. Ik let op de compositie en de verhoudingen. Ik let op de kleuren. Op het licht niet te vergeten. Al dat soort formele factoren bepalen mijn keuze. Het is waar wat je zegt, bij het samenstellen van dit boek heb ik heel bewust geselecteerd. Ik wilde een aantal verhalen vertellen. Iedere afdeling, ieder hoofdstuk is een coherent geheel. De meeste foto’s zijn van na 1996, van na ‘I’ll Be Your Mirror’, mijn vorige grote publicatie. Ik vond het interessant om de ontwikkeling in het leven van mijn vrienden te laten zien. En mijn eigen ontwikkeling. Jij hebt het gevoel dat ik meer een outsider ben geworden? Omdat ik vaker gezinssituaties fotografeer? Ik vind van niet. Ik heb met die kinderen net zo’n hechte band als met die ouders. Er straalt meer geluk van af, dat is waar. Maar dat is toch mooi?”
Omdat ze haar fotowerken vaak als een verhaal presenteert en omdat ze diaprogramma’s samenstelt uit haar werk en combineert met al dan niet bestaande muziek, zoals het beroemde ‘The Ballad of Sexual Dependency’ en het recente ‘Heartbeat’, verbaast het me al jaren dat ze nooit zelf een film heeft gemaakt. “Film is mijn grote liefde. Op de academie gingen David (Armstrong RP) en ik altijd naar de film. Dat was onze opleiding. We rebelleerden tegen de opleiding die ze ons wilden geven. Eerst hebben we alle glamourfilms uit de jaren vijftig gezien. Daarna die van Bertolucci, van Antonioni en al die andere grote filmers. ‘Blowup’ van Antonioni was voor mij de aanleiding om te gaan fotograferen. In mijn perceptie is film een combinatie van literatuur, beeld en geluid. Drie elementen waar ik heel veel van hou. Ik weet niet waarom ik het niet doe? Het gedoe? Omdat het moeilijker is om te realiseren? Ik heb een paar jaar geleden een film voor de BBC gemaakt, maar dat heb ik niet alleen gedaan en ik had ook niet de eindverantwoordelijkheid. Er zijn verschillende producers geweest die me benaderd hebben. De behoefte is er kennelijk. Ik herinner me nu dat we het hier eerder over gehad hebben. Ik beloof je plechtig dat het er nu echt van gaat komen.”
Vlak na mijn binnenkomst heb ik haar pestend gevraagd wat ze in godsnaam in Parijs doet. Waarom niet Berlijn of Amsterdam of New York, zoals het hoort? “Good question. What the fuck am I doing here?” Later gaat ze er uitgebreider en genuanceerder op in. “Onder Reagan zei ik al dat ik uit New York weg wilde. En toen onder Bush Sr. opnieuw. Bij deze Bush was de maat vol. Daar kwam bij dat ik me steeds meer stoorde aan een kunstwereld waarin dealers belangrijker zijn dan kunstenaars. Kijk naar de top honderd van Artnews. Er staan een paar kunstenaars bij, de rest is dealer of verzamelaar. Ik had het gevoel dat dat in Europa minder erg zou zijn. Vergeet niet dat ik altijd op Europa gericht ben geweest. Op mijn dertiende ben ik al met een stel vrienden hier naar toe gereisd. Ik heb de travestieten in Parijs en in Amsterdam bekeken. Hier hadden ze altijd de meeste waardering voor mijn werk. Het leek net of ze het hier beter begrepen, of ze bereid waren er dieper op in te gaan. Ik kan me geen enkele Amerikaanse kritiek herinneren waarin mijn werk echt diepgaand is besproken. Ik mag daar nu dan bekend zijn, maar mijn carrière is in Rotterdam begonnen. In 1983. In die stad, in jouw land heb ik mijn ‘Ballad’ laten zien en daar kreeg ik onmiddellijk erkenning. Toen ik ‘I’ll Be Your Mirror’ in het Whitney Museum in New York installeerde, heb ik mijn foto’s op donker gekleurde wanden gehangen. Dat heb ik afgekeken van jullie. Dat gaat regelrecht terug naar de manier waarop vroeger in Europese salons kunst werd gepresenteerd. Als er in mijn werk referenties zijn naar de schilderkunst, en die zijn er, dan zijn dat vrijwel altijd verwijzingen naar Europese kunstwerken. Ik moet nog één groot project in Frankrijk doen. Een installatie in een psychiatrische kliniek. Daarvoor maak ik trouwens mijn eerste video. Misschien een opstapje naar de film? Daarna ga ik terug naar New York. Ik mis mijn vrienden. Mijn broer woont weliswaar dichterbij (Zweden RP) en ik ben dol op zijn zoon die een hele goede kunstenaar gaat worden, maar het is hier erg eenzaam. De Fransen geven zich moeilijk. Het is vrijwel onmogelijk met hen het soort relaties op te bouwen dat ik in New York had. Wat ik wel met ze gemeen heb is, dat ik tegen de oorlog ben. Jij vindt dat New York me nodig heeft? Omdat ik me daar vroeger, als het nodig was, publiekelijk uitsprak? Dat is waar. Ik heb wel gemerkt dat dat na 11 september een stuk moeilijker is geworden. Toen ik in een gesprek met een goede vriend een verband legde tussen de Amerikaanse politiek in het Midden-Oosten en de aanval op de Twin Towers, werd hij woedend en spuugde me zelfs in mijn gezicht. Kennelijk onderschat ik de emoties die door die gebeurtenis zijn opgeroepen.”
Nan Goldin heeft heel veel navolgers. “Ik heb daar geen last van. Ik zie onmiddellijk dat ze hun werk niet geleefd hebben. Ze missen de betrokkenheid en de intimiteit die zo typerend zijn voor mijn foto’s. Ik heb veel meer moeite met al die kunstenaars die denken dat ze de werkelijkheid kunnen ensceneren. Ik bedoel niet kunstenaars als Rineke Dijkstra. Ik vind haar wel goed. Ik denk niet dat ze veel in scène zet. Haar werk komt authentiek over. Nee, ik doel op die kunstenaars die hun onderwerpen dood organiseren en volledig uitlichten. Ik gebruik zelfs geen flitser meer.”

De gesprekstof blijft zich opdringen. Verhalen over haar Joodse opvoeding, die streng was en intellectueel gericht. “Jij hebt naar ‘Heartbeat’ gekeken met je oren dicht omdat je moeite had met de muziek van Björk, mijn vader heeft met gesloten ogen naar die muziek zitten luisteren omdat hij die naakte, vrijende lichamen niet wilde zien.” Haar rebellie tegen die opvoeding en tegen de conservatieve burgerlijkheid van het Boston uit de jaren vijftig en zestig. Haar vreemde hang naar religieuze, roomse voorwerpen, terwijl ze niets moet hebben van het geloof zelf. Haar…….
We besluiten het gesprek op een ander moment voort te zetten.
“Kom naar Luxor met Kerst, dan hebben we alle tijd. Je vindt het er vast leuk.”

Rob Perrée
KB 2003