WAKAMAN
De tentoonstelling
De meeste tentoonstellingen ontstaan achter een bureau. Een conservator bedenkt een concept en zoekt er vervolgens de geschikte werken bij. Al dan niet in samenwerking met de kunstenaar(s.
Bij de tentoonstelling WAKAMAN ging dat heel anders. Tot een dag voor de inrichting ervan begon was slechts in grote lijnen duidelijk wat de verschillende koppels wilden maken. Iris Kensmil en Kurt Nahar wilden iets doen met de septembermoorden, Patricia Kaersenhout en Ori Plet kozen voor het thema the invisible man en Charl Landvreugd en Marcel Pinas probeerden de kennis van nu met die van toen te combineren. Gedurende de week voor de opening ontstonden de verschillende werken. Soms snel, soms met veel hindernissen, soms voortdurend van vorm wisselend, soms na intensief overleg, soms na lang zwijgen. WAKAMAN bleef tot het laatst een proces.
Uiteindelijk resulteerde het in een gevarieerde en gedurfde tentoonstelling waarin resultaten van samenwerking werden omgeven door individuele werken van de deelnemende kunstenaars. Iris Kensmil en Kurt Nahar maakten een installatie die o.a. bestond uit een grote wandschildering met confronterende teksten en met zwart-wit-portretten van de vijftien vermoorde Surinamers. Daarvoor een soort altaar, traditioneel aangekleed, met daarop vijfien portretlijstjes waarin de fotos plaats hadden moeten maken voor teksten. Een projector brandde korte, emotioneel geladen woorden in de achterwand.
Een serie portretten van Patricia Kaersenhout, getekend, maar als een collage samengesteld, was van geschreven teksten voorzien door Ori Plet. Teksten die het midden hielden tussen dichtregels en regels uit een ongepolijste rap. Daarmee gaf hij de onzichtbare mannen van Kaersenhout een gezicht.
In een berg van suikerriettakken plaatsten Marcel Pinas en Charl Landvreugd met stoffen omwikkelde traditionele medicijn flessen. Boeken over kunst, cultuurhistorie en filosofie leken er tussen gesmeten. Oude wijsheden hadden zich met nieuwe vermengd. Symbolen, rituelen, tradities, gewoontes en gegevenheden verhielden zich opeens tot elkaar.
Daarnaast had Kurt Nahar een aantal van zijn kijkdozen over de ruimte verspreid. Simpele, zwart geschilderde kartonnen kastjes gevuld met bestaande fotobeelden en politieke teksten. Alsof Dada alsnog een driedimensionale vorm had gekregen. De Anansi van Charl Landvreugd was een tentakelig glimmend zwart monster dat afstootte en tegelijk aantrok, dat schitterde en met zichzelf stond te pronken en dat zich tegelijktijd bewust leek te zijn van zijn eigen lelijkheid. In de kleurige, in de ruimte gehangen wandkleden van Patricia Kaersenhout was de zwarte quiltcultuur niet alleen naar het heden getrokken, de verwerkte teksten en fotos maakten ze tot oorspronkelijke en daardoor verrassende pamfletten. Tactiel en schokkend. Marcel Pinas confronteerde een open keukenkast – waarvan de kleuren en de verborgen taaltekens verwezen naar de Marroncultuur – gevuld met allerlei soorten bestek en keukengerei met een fragmentarische video die op een niet mis te verstane wijze illustreerde dat moderne bedrijven letterlijk over lijken gaan als ze geld en winst ruiken. Het sentimentele What a Wonderful World van Louis Armstrong klonk opeens cynisch. Iris Kensmil had op een glasplaat vijftien historische prentbriefkaarten geplakt. Romantische, exotisch plaatjes waaraan menige toerist zich zou verlekkeren. De achterkant verstoorde dat genoegen wreed. Ze leken verstuurd te zijn naar de slachtoffers van moordpartij in september 1982.
Ori Plet gaf een openingsperformance. Als een mystery guest, als een enigszins gekwelde rapper die dingt naar het dichterschap.
WAKAMAN was inhoudelijk een soms heftige tentoonstelling. Het was echter ook een geslaagde poging om de traditionele Surinaamse cultuur te linken aan de eigen tijd en zo de Surinaamse kunst in een internationale conext te plaatsen.
Rob Perree
(tekst is opgenomen in het Wakaman boek uit 2009. See Books)