Surinaamse Kunst2

OP WEG NAAR EEN NIEUWE WAKA TJOPU?

Ik hou niet van dat nationalisme hier. Voor mij maakt het niet uit waar een kunstenaar vandaan komt, mijn engel. Voor mij is het niet belangrijk of hij zwart of wit is, moslim of geen moslim. We zijn allemaal mensen, mijn schat. Als ik kunst koop laat ik mijn hart spreken. Voel je niet dat alle werken hier in harmonie zijn met elkaar.
Aan het woord is mevrouw de Rooy, de 83-jarige echtgenote van de overleden dichter Rene de Rooy, moeder van de kunstenaar Felix de Rooy. Met haar man heeft ze in de loop der jaren een bijzondere, persoonlijke verzameling bij elkaar gebracht. Tijdens het hele bezoek toont ze zich een vrije geest die boven het gekrakeel van het wereldje staat en die ongezouten haar mening geeft. Een verademing in een land waar kritiek een besmet woord lijkt te zijn.

Een van de eerste dingen die opvallen in Suriname is de schaal. Het is een groot en qua natuur prachtig land, maar er wonen niet meer dan 500.000 mensen. Het precieze aantal weet niemand. Daarom is Paramaribo niet meer dan een groot dorp. Met al zijn voor en nadelen. Iedereen kent iedereen. Diensten zijn al snel vriendendiensten. Als de regering wisselt, wisselen de poppetjes. Kritiek is al snel goedmoedig gemopper want je kunt de ander morgen weer nodig hebben of in ieder geval tegengekomen. Het is een in zichzelf gekeerde gemeenschap. Als ze haar blik naar buiten richt, staat buiten meestal synoniem voor Nederland. Armoede en rijkdom leven naast elkaar. De middenklasse lijkt klein. Er is wat meer toerisme, maar dat is vooral gericht op de exotische mens in zijn exotische omgeving. Een dag is genoeg om Paramaribo helemaal te zien.

Die schaal werkt uiteraard door in de kunstwereld. Er zijn niet veel kunstenaars werkzaam. Een groot deel heeft zijn heil in Nederland gezocht en keert af en toe voor familiebezoek of het geven van workshops terug. De achterblijvers moeten het doen met de inmiddels vergrijsde plannen voor een nieuw museum. Er zijn galeries, maar het aantal is beperkt en de kwaliteit is laag. Professionaliteit ontbreekt. Alleen Readytex steekt er bovenuit. Die galerie heeft een interessante groep kunstenaars die wordt begeleid naar een internationale carrière. Omdat de eigenaar niet onbemiddeld is kan ze financiële risico’s nemen en haar kunstenaars helpen bij het realiseren van bijvoorbeeld publicaties. De website is informatief en verhelderend. Bruikbaar voor poteniele kopers en voor deskundigen. Art House wordt door de kunstwereld gezien als goede tweede. Een al te vriendelijk oordeel. Het is een veredelde ditjes en datjes winkel waar een paar goede kunstwerken het noodgedwongen afleggen tegen verkoopbare rommel. Toen ik er kwam hingen er twee schilderijen tegen de buitenmuur, in de brandende zon, om de aandacht van de klant te trekken. Geen enkele galerie toont kunst uit andere landen. De prijzen liggen laag. Een probleem waar met name een galerie als Readytex tegenaan loopt. Voor een geïnteresseerde buitenlandse verzamelaar loont het de moeite om naar Suriname te reizen en daar werken van jonge kunstenaars te kopen. Dan is hij goedkoper uit dan wanneer hij dat in eigen land zou doen. Prijzen aanpassen aan de internationale markt heeft geen zin, want dan koopt er in Suriname niemand meer. Een lastig dilemma.
De meeste studenten die kunstenaar willen worden gingen in het verleden haast automatisch naar Nederland. Daar was alle reden voor, want de opleidingen in Paramaribo waren lang ouderwets of onder de maat. Daar lijkt verandering in te komen. Het Nola Hatterman Art Institute leeft de laatste jaren op. Het biedt ruimte aan ongeveer 75 studenten. Vooropleiding en leeftijd zijn niet belangrijk. Talent telt. Het onderwijs wordt gegeven door Surinaamse kunstenaars die weten waar ze mee bezig zijn. Gastdocenten zorgen voor extra inbreng. Belangrijk is nog dat het instituut contacten heeft met academies elders in de wereld, niet alleen in Nederland. Studenten kunnen doorstromen en hun blik verruimen. Ook de Hogeschool heeft een kunstopleiding. Dat is een ingeslapen instituut waar studenten, toen ik er was, braaf aquarelletjes zaten te maken van een stilleven. Daar hangt het helemaal van de daadkracht van de student zelf af of hij ooit verder zal komen.
Behalve de gebrekkige infrastructuur zijn ook de productiefaciliteiten uiterst bescheiden. Ter illustratie. Na een paar dagen kunst kijken realiseerde ik me opeens dat ik nog geen fotowerk gezien had. Enerzijds is dat te verklaren uit de onverbiddelijke code dat kunst in Suriname pas kunst is als ze middels verf tot stand komt, anderzijds ontbreekt er domweg een goed fotolab voor kunstenaars. Kunstenaars die met installaties, met film of met video willen werken lopen tegen vergelijkbare problemen op. Een aantal kunstenaars kan zich de luxe permitteren van een grote studio, de meesten werken vanuit de woonkamer of een andere ruimte in hun woonhuis. Meer nog dan in veel andere landen is de Surinaamse kunstenaar genoodzaakt zijn kunstenaarschap te combineren met een ander beroep.

Het zou te gemakkelijk zijn om te zeggen dat de onzichtbaarheid van de Surinaamse kunst alleen te maken heeft met bovenstaande factoren. De zaak ligt gecompliceerder.
Sinds ruim vijftig jaar is Erwin de Vries de god van de Surinaamse kunst. Over zijn kwaliteiten valt te twisten. Goed e n slecht hangen in zijn studio broederlijk naast elkaar. Met name zijn opdrachten – monumenten, bustes etc. – zijn vaak van een dodelijke stijfheid. Traditioneel tot op het bot. Zijn status is echter onaantastbaar. Zijn werk wordt internationaal tentoongesteld, binnenkort in de Rotterdamse Kunsthal. Ongewild fungeert hij vaak als de Surinaamse excuustruus. Omdat hij steevast zijn land vertegenwoordigt blokkeert hij de weg voor anderen. Des te meer, omdat hij voor zijn jonge opvolgers geen goed woord over heeft en ze dus nooit zal aanbevelen.
Misschien wel de belangrijkste drempel voor de doorbraak van de Surinaamse kunst is de wurgende omstrengeling van Suriname en Nederland. Surinaamse kunstenaars en kunstinstituten blijven automatisch naar Nederland kijken. Pavlov heerst. Ze houden hun hoop gevestigd en staren zich blind op de financiële middelen van de voormalige kolonisator en nemen daardoor vaak een afwachtende houding aan. Omgekeerd kunnen Nederlanders het niet nalaten om zich te bemoeien met hun voormalige kolonie. De laatste jaren zijn er allerlei Nederlandse deskundigen naar Suriname gereisd – De Rietveld Academie in Amsterdam, het Rotterdamse CBK, de Rijksacademie, het Sandberg Instituut. Zwaar gesubsidieerde reizen die in hun tijdelijkheid en in hun eenzijdigheid weinig rendement opleveren voor de Surinaamse kunst en Surinaamse kunstenaars. Zoals de Antilliaanse kunsthistoricus Adi Martis onlangs in De Ware Tijd opmerkte: “Op elke Nederlander die naar Suriname komt, moeten twee Surinamers worden uitgezonden.” Dan pas zouden dit soort snoepreisjes zin hebben. Nu zijn het verfijnde vormen van postkolonialisme.
De Surinaamse kunstenaar moeten het heft zelf in handen nemen. Het Waka Tjopu Kollektief van Rene Toscani probeerde in de jaren tachtig op allerlei manieren en via allerlei multidisciplinaire activiteiten “de culturele identiteit en het culturele zelfrespect van de Surinaamse mens” te bevorderen. Dit politiek getinte collectief had als grootste belang, dat het het initiatief bij de Surinamer zelf legde. Nu is het essentieel om daarnaast de blik over internationale grenzen te bevorderen. Cuba, Jamaica, Latijns/Amerika, de VS. Marcel Pinas, Kurt Nahar en George Struikelblok zijn aan het einde van de jaren negentig naar de Edna Manley School for Visual and Performing Arts op Jamaica gegaan. Niet om het vak te leren, want dat beheersten ze al, maar om erachter te komen wat hun eigen verhaal is en op welke manieren ze dat verhaal het beste in beelden kunnen omzetten. Om erachter te komen hoe ze kunnen aanhaken aan het internationale discours zonder hun eigen cultuur te verloochenen. Daarna hebben ze zich eigener beweging steeds meer op het buitenland gericht. Zij vormen dan ook de generatie die voor een doorbraak kan zorgen. Zij krijgen internationale tentoonstellingen op grond van hun eigen kwaliteiten en inspanningen. Zij wachten niet af.
Het zou ongetwijfeld ook helpen als er meer echte kunstkritiek zou komen in Suriname. Van Surinamers op Surinamers. Minder vriendelijke aandacht voor de mens achter het werk en meer constructieve kritiek op het werk. Het begin is er, maar er zijn nog teveel aarzelingen om het ons-kent-ons-systeem te doorbreken.

Toen ik er was liep Wakaman, een tentoonstelling als eerste resultaat van een samenwerking tussen kunstenaars uit Suriname en Surinaamse kunstenaars uit de Verenigde Staten en Nederland. Naar een idee van de Surinamers Remy Jungerman en Gillion Grantsaan. Dit soort projecten zijn wezenlijk voor het zichtbaar maken van de Surinaamse hedendaagse kunst.
Er is meer dan Erwin de Vries.

Rob Perrée

KB 2008