Joachim Nieuwhof

De schilderijen van Joachim Nieuwhof

WAAR SCHILDEREN VERONTRUSTEN WORDT

Op het moment dat ik zijn atelier instap – een enorm lokaal waar ooit een hele lts-klas autotechniek in moet hebben gepast – wordt mijn blik getrokken door een groot schilderij op de achterwand van een provisorische voorruimte. Twee figuren, onduidelijk van welk geslacht, hurken in een steeg die uitmondt in een ronde poort die toegang geeft tot een niet te identificeren, donkere ruimte. Ze lijken nat en vernederd. Uit de grijze muren – van huizen? – die de steeg begrenzen drupt een witte vloeistof. Bij twee ronde openingen, recht tegenover elkaar, is er veeleer spraken van stromen of golven. Waar de vloeistof blijft is onduidelijk. Tegen beide wanden hangen oranje, met een snoer verbonden bollen die lichtgeven. Gedempt licht, want hun kleur wordt ontkleurd door vlekken wit. Beneden – op het zand of op de straatstenen? – ‘zweven’ ook wat vage bolvormige objecten. Door hun transparantie vallen ze nauwelijks op. Wat het zijn? Ik kan alleen maar gissen.
Het schilderij heeft een enorme aantrekkingskracht op me, maar het stoot me tegelijkertijd af. Het verontrust, het ontregelt. Alsof Charles Dickens en Edgar Allen Poe een monsterverbond zijn aangegaan. Alsof Francis Bacon het op een akkoordje heeft gegooid met Daniel Richter of, beter nog, met Adrian Ghenie. Ondertussen lijk ik Wagneriaanse muziek te horen. Dramatische klanken, zoals Alfred Hitchcock ze inzette bij dreigende moorden en bij ontsnappingen via labyrinthachtige vluchtroutes. Is het een scene uit een ‘scary movie’, zo’n film die ik meestal genereus aan andere bezoekers laat, omdat ik er oprecht niet tegen kan? Is het een toneelbeeld? Strindberg? Arabal? De titel – ‘The Unconditional Discipline’ – brengt me geen stap verder. Het enige wat ik wel weet is, dat het een karakteristieke Nieuwhof is.

Joachim Nieuwhof (1984) is een toevallige Fries die bijna zijn hele leven in Groningen heeft doorgebracht. Hij houdt van muziek, speelt nog incidenteel, maar heeft toch voor de beeldende kunst gekozen. Beeldende kunst is bij hem schilderen. Ik ben zelden een kunstenaar tegengekomen die zich zo intensief bezighoudt met het schilderen zelf, met de techniek, met wat verf vermag. Daarom gebruikt hij onder andere verschillende soorten verf. Acryl, olieverf, maar ook spuitverf en lak. Wat die met, naast en tegenover elkaar doen is niet precies te duiden – de geheimen van de kok zijn voor de keuken – maar dat ze voor allerlei effecten zorgen staat voor mij vast. Alleen al op de kleuren. Die zijn

onnatuurlijk in die zin, dat ze weinig relatie hebben of willen hebben met de werkelijkheid. Ze zijn in aantal redelijk beperkt, terwijl de schilderijen bij eerste aanblik kleurig overkomen. Heeft een andere kunstenaar veel donkere kleuren nodig om voor drama te zorgen, Nieuwhof gebruikt opvallend veel wit. Zorgen diepe kleuren vaak letterlijk en figuurlijk voor diepte en diepgang, Nieuwhof legt meestal transparante lagen over elkaar heen. Hij schildert veel over. Soms is dat trouwens, omdat hij niet tevreden is met de eerdere versie. Hij weet er met zijn techniek voor te zorgen dat zijn schilderijen altijd beweeglijk zijn. Het draait en het kolkt en het golft. Hij geeft het vage begrip ‘aantrekkingskracht’ inhoud: de doeken lijken letterlijk op je af te komen, naar je toe te bewegen of te groeien. Omdat alles beweegt, in tijd wordt uitgezet, krijg ik het gevoel dat hij zijn werken van geluid voorziet. Intense bewegingen kunnen haast niet geluidloos zijn. Dat vermeende geluid is een van de aanjagers van het dramatische, soms theatrale, dat zijn werk in zich draagt.
Compositorisch is hij niet minder vaardig. Die vage bollen in ‘The Unconditional Discipline’ zijn er vooral om de voorstelling van een mysterieuze, dramatisch touch te voorzien. De gezichtloze wezens hebben geen licht nodig. In ‘Dewy Comfort’ zoekt hij bewust naar contrast en laat daarom organische vormen naast ‘technische’ objecten bewegen. Die scherpe, rechthoekige, als vernagelde muurtjes in ‘Chairleaders’, wat ze ook betekenen, moeten er zijn omdat ze omringd worden door ronde, draaiende vormen. Die ‘simpele’ gele vlek op ‘Pay Bills’ was nodig, omdat het werk anders te weinig uitgesproken zou zijn, te vlak.
Tekenend in dit verband is, dat Nieuwhof altijd groot werkt. Minimaal twee bij ruim twee. Als hij geld genoeg zou hebben liefst nog groter dan nu. Hij heeft kleine schilderijen geprobeerd, maar ze leggen hem teveel aan banden. Ze verstarren. Hij verstart. Hij moet uit de voeten kunnen. Hij houdt van het grote gebaar, zelfs in de details van zijn werken. Ruimte is belangrijk voor hem, omdat zijn organische vormen beweegruimte moeten hebben. Drama en theatraliteit vragen om een groot speelveld. Niet de kleine zaal van het Concertgebouw maar de grote.
Ik geloof hem als hij zegt “dat een onderwerp vaak puur een motief is om te schilderen en geen onderwerp op zich”. Ik denk wel dat hij daarmee zijn enigszins macabere fantasie tekort doet. Die manifesteert zich in ieder werk. Ik weet overigens niet hoe die fantasie gevoed wordt of waar die donkere kant vandaan komt. Aanleg gestimuleerd door de verworvenheden van het internet? Het zou me niet verbazen als hij bewondering heeft

voor bepaalde filmmakers of schrijvers. Of voor een bepaald soort beeldverhalen. Er zijn voldoende collega’s die hun werk graag van een zwarte rand voorzien.
Het schilderen zelf mag dan misschien zijn eerste liefde zijn, hij weet het schilderen, zijn techniek, optimaal in te zetten om zijn fantasie levendig, geloofwaardig en soms angstaanjagend te maken. De organische vormen in ‘In my fridge’ zijn veel meer dan dat. Het zijn grijparmen die niet willen loslaten. Symbolen van macht. In ‘Chairleaders’ kunnen de ronde vormen bloedige worsten zijn of afgerukte ledematen. Gevolgen van geweld. De plompverloren rolstoel in het midden van het beeld voert, door zijn navrante connotaties, de spanning op. De kleine ronde vormen in ‘Float’ worden door de manier waarop Joachim Nieuwhof ze schildert worm- of visachtigen die ik niet door mijn strot zou krijgen. Door in zijn recente schilderijen levende wezens toe te voegen, geeft hij zijn beweeglijke ruimtes nog meer drama. Het spookachtige wezen in ‘Bring it home’ – waarbij ‘home’ een zwart gat is en bewegen staat voor verdwijnen – haalt ook bij mij de zwartgalligheid naar boven.
Ik begrijp waarom sommige kunstenaars hun werk geen titel willen geven. Titels hebben de neiging uit te leggen en zo de kijker voor de voeten te lopen. Ik begrijp ook waarom ze er vaak toch voor kiezen. Het praten en communiceren over titelloze werken is immers lastig en leidt tot misverstanden. Galeriehouders haten titelloosheid. Joachim Nieuwhof heeft duidelijk zijn eigen variant bedacht. Zijn titels zijn over het algemeen zo cryptisch, dat ze me diep het bos insturen. Ik verdenk hem ervan dat hij dat bewust doet. Niet alleen het beeld moet zich in mysterie hullen, de tekst die het beeld begeleidt evenzeer. Mogelijk is ook, dat zijn titels citaten zijn uit bronnen die tot zijn referentiekader behoren en niet tot het mijne. Uiteindelijk maakt het niet uit. Ze doen met het werk wat zijn manier van schilderen met zijn fantasie doet. Dus zijn ze effectief en goed.

In het midden van zijn grote atelier staat een drumstel. Opvallend en uitnodigend. Het fungeert als een, onbedoeld, symbool voor de andere passie van Joachim Nieuwhof, de muziek, ook al speelt hij er niet op. Hij is soms als dj actief, maar zelfs daarvoor ontbreekt hem vaak de tijd. Het schilderen neemt die teveel in beslag. Is er wat tijd over, dan moet hij een randstadbaantje doen om aan wat geld te komen. Schilderslinnen van dergelijke afmetingen is kostbaar. De verkoop van zijn werk komt slechts aarzelend op gang. Hij moet het van musea en ruimbehuisde verzamelaars hebben.
Toch heeft hij een oplossing gevonden voor zijn dilemma. Denk ik. Tijdens het werkproces draait hij experimentele elektronica en brakecore. Op die manier brengt hij de muziek via de achterdeur alsnog in zijn werk. Beweging, gebaren, compositie, ritme, tijd en emotie worden zo omgezet in verf.

Rob Perree
Berlijn, augustus 2011.

Gepubliceerd in boek over zijn werk in 2012 (zie onder Books)