AFRIKAANSE FOTOGRAFIE BEKENT KLEUR
In 2002 was hij de directeur van de elfde Documenta in Kassel. Bewondering, verwondering en verontwaardiging werden zijn deel. Velen begroetten ‘zijn’ kunst uit andere werelddelen met instemming, anderen vroegen zich af of er nog wel sprake was van kunst.
Na de Documenta werd het stil om Enwezor. Uiteindelijk accepteerde hij een baan als faculteitsvoorzitter van het San Francisco Art Institute. Verder tekende hij voor het directeurschap van de volgende Biënnale van Sevilla. Weinig prestigieuze klussen. Onlangs werd hij echter benoemd tot ‘adjunct curator’ van het International Center of Photography in New York. In die functie gaat hij tentoonstellingen maken, lezingen geven en adviseren bij aankopen. Zijn eerste bijdrage is ‘Snap Judgements: New Positions in Contemporary African Photography’. Een presentatie van 200 werken afkomstig van 35 kunstenaars. Een ambitieus project waarmee hij zich weer zou kunnen waarmaken.
Dat lukt hem maar ten dele.
Er is de laatste jaren veel aandacht geweest voor Afrikaanse fotografie. Enwezor maakte zelf amper tien jaar geleden een tentoonstelling voor het Guggenheim in New York (‘In/Sight: African Photographers 1940 to the Present’). Zijn tentoonstelling ‘The Short Century’ (2001) bevatte veel fotowerk. ‘Flash Afrique’, een groot overzicht in 2002 in Düsseldorf, richtte zich op West-Afrikaanse fotografie. In de reizende tentoonstelling ‘Africa Remix’ (2004-2005) waren veel foto’s opgenomen. Onze eigen tweejaarlijkse manifestatie ‘Noorderlicht’ heeft diverse Afrikaanse landen aandacht gegeven (in 2000 zelfs uitgebreid met ‘Africa Inside’). De vraag is daarom gerechtvaardigd of een nieuwe tentoonstelling veel kan toevoegen. De titel suggereert weliswaar nieuwe ontwikkelingen, maar het is niet duidelijk ten opzichte waarvan, laat staan welke dat dan zijn. Enwezor creëert hoge verwachtingen en maakt het zich op die manier niet makkelijk.
Verder is er dat kennelijk onvermijdelijke andere probleem. Bij Afrikaanse fotografie denken de meeste kijkers aan fotografie gemaakt door kunstenaars en fotografen uit Afrika. Afrikanen dus. Mensen die daar wonen en werken. Dat is echter bij ‘Snap Judgements’ niet het geval. Alle participanten zijn er geboren, maar de meeste verblijven elders. Een fors aantal heeft zelfs het grootste deel van zijn leven buiten Afrika gewoond (evenals de van oorsprong Nigeriaanse curator zelf). In hoeverre is Afrikaans dan nog wel Afrikaans? Hoe vertekend is het beeld? Een Amerikaanse critica merkte over de consequentie van Enwezor’s, in haar ogen discutabele keuzes op: “Is het niet zo dat je geneigd bent je politieker met Afrika bezig te houden als je er niet meer woont? Met andere woorden: is die overdaad aan engagement niet een door het Westen gevoed engagement?” Als gedeeltelijke rechtvaardiging moet ik hierbij aantekenen, dat het nomadische karakter van de Afrikaan reizen naar andere landen tot een gewonere activiteit maakt. Veel kunstenaars wonen om carrièreredenen in het Westen, maar houden nog ‘een stek’ aan in hun geboorteland. En, maar dat is geen excuus, de algemeen als belangrijk gekwalificeerde tentoonstelling ‘Africa Remix’ was ook Westers in haar selectie (Marlene Dumas was bijvoorbeeld één van de deelnemers. Zij woont al meer dan twintig jaar in Nederland).
Teleurstellender is het, dat de lijst van kunstenaars geen ontdekkingen bevat. Het zijn allemaal in meer of mindere mate bekende kunstenaars, die al vaker hebben deelgenomen aan internationale presentaties. Veel veldwerk heeft Enwezor niet verricht. Hij put uit dat van anderen.
Los van deze bezwaren en niet waar gemaakte pretenties is ‘Snap Judgement’, ook al klinkt dat tegenstrijdig, toch meer dan de moeite waard. De kwaliteit van het geselecteerde werk is namelijk hoog en de kijker heeft aan het einde van zijn rondgang een redelijk inzicht in wat er op dit moment wordt gemaakt. De catalogus zorgt daarnaast nog voor een (nuttige en aantrekkelijke) completering van dat beeld.
Veel Afrikaanse fotografie heeft een hoog documentair gehalte. Tonen staat vaak synoniem voor aantonen. Beelden van omstandigheden waaronder mensen wonen, straatscènes, interieurs en portretten waarbij de achtergrond bepalend is voor de emotie die het portret oproept. Maatschappelijk, geëngageerd, politiek of sociologisch, welke term je ook gebruikt, veel werken hebben nog steeds een boodschap uit te dragen. De jonge Sada Tangara (Mali, 1983) laat in zijn foto’s bijvoorbeeld de straten van Dakar zien. Soms treurigmakende taferelen die de werkelijkheid genadeloos blootleggen. Randa Saath (Egypte, 1963) maakt droge zwart-wit-registraties van dakwoningen in Caïro. Door de armoede en het gebrek aan huisvesting zijn veel mensen gedwongen om naast het spoor of op de daken van flats te wonen. Zelf woonde ze er tien jaar. Verrassend vergelijkbaar is een bijdrage van Guy Tillim (Zuid-Afrika, 1962). Zijn ‘Al’s Tower’ geeft vanaf een rommelig dak uitzicht op het imponerende gebouw van een multinational. Lolo Veloko (Zuid-Afrika, 1977) maakt foto’s van graffiti in Kaapstad en Johannesburg en geeft zo een portret van steden waarin veel mensen letterlijk om aandacht (moeten) vragen. Toch is het vooral haar bedoeling het jonge Zuid-Afrika te tonen. Haar portretten laten trotse jonge mannen en vrouwen zien. De straatbeelden van Boubacar Touré Mandémory (Senegal, 1956) overstijgen de registratie omdat ze vanuit een ongebruikelijk perspectief zijn gemaakt, waardoor vooral beweging en kleur de nadruk krijgen en de straat naar het tweede plan wordt geduwd. ‘Couleur de Peche’ (2005) is daar een goed voorbeeld van. Luis Basto (Mozambique, 1969) fotografeert scènes uit het dagelijks leven die een haast onbezorgde indruk maken. Een foto van twee jongens in een t-shirt van de aids helplijn corrigeert dat beeld. De bijdragen van Otobong Nkanga (Nigeria, 1974) lijken volstrekt neutraal en zonder identiteit. Ze fotografeert gebouwtjes, al dan niet in aanbouw, in het Afrikaanse landschap. Ze maakt de constructie zichtbaar in de hoop zo tevens een idee te geven over de sociale omstandigheden van de bewoner of gebruiker. Veel aangrijpender zijn dan de interieurs van Zarina Bhimji (Oeganda, 1963). Zij laat ook menselijk leven weg en toont daarvoor in de plaats lege ruimtes die zichtbaar hebben geleefd. Indrukwekkend uitgelichte verlatenheid, op de rand van de esthetiek.
Veel kunstenaars kiezen voor het portret. Ronduit prachtig zijn de foto’s die Mikhael Subotzky (Zuid-Afrika, 1981) in een Zuid-Afrikaanse gevangenis heeft gemaakt. Die portretten zijn automatisch portretten van meer mensen tegelijk, omdat de gevangenis overbevolkt is. Privacy is daar een vergeten fenomeen. Door de beelden horizontaal en langwerpig te maken wordt het claustrofobische van de situatie extra benadrukt. Door met het licht te ‘spelen’ laat hij schoonheid toe die de ellende van de omstandigheden nog navranter maakt. Zwetethu Mthethwa (Zuid-Afrika, 1960) plaatst vaak arbeiders in hun werkomgeving. Door hun uitgebluste houding en door die bekrompen omgeving vliegt het gevoel van hopeloosheid je aan. De eerder genoemde Tillim plaatst mensen, vooral kinderen, voor hun woning. Hij laat ze vrij en met elkaar poseren, waardoor ze kracht uitstralen, ondanks de zichtbaar ellendige woonomstandigheden. Dat positieve straalt nog sterker uit in de portretten van Omar D. (Algerije, 1951). Zijn camera verlustigt zich aan de schitterende traditionele kleding. De vrolijke kleuren moeten de draagster wel trots maken.
Het aantal werken dat de documentaire volledig ontstijgt en in de richting gaat van de al dan niet gemanipuleerde kunstfoto is relatief beperkt. Zelfs in die gevallen speelt het engagement meestal nog een grote rol. Romuald Hazoumé (Benin, 1962) kun je nauwelijks een fotograaf noemen. Hij maakt installaties waarin allerlei disciplines een plaats krijgen. Video, geluid en gevonden objecten zijn zeker zo belangrijk als de panoramische foto’s die hij gebruikt. In zijn werk zet hij de Afrikaanse ruilhandel en de recycling tegenover het Westerse consumeergedrag. Luxe tegenover de strijd om te overleven. Vooral in de uitvoering is het verwant met de installaties van Kay Hassan (Zuid-Afrika, 1956). Bij hem vormen collages van uit- of afgescheurde stukken billboardadvertenties soms het enige fotografische element. Tracey Rose (Zuid-Afrika, 1972) werkt met video, film en foto. Ze probeert vorm te geven aan gender thema’s. Bijvoorbeeld de zwarte maagd tegenover het stereotype beeld van de blanke maagd Maria of de fallus en de symbolische betekenis van bloemen. Vooral als ze kiest voor grote, vage, maar beweeglijke projecties is de erotiek in hevige mate aanwezig. Bij Oladele Bamgboye (Nigeria, 1963) is het mannenlichaam veelal het object van aandacht. In zijn video’s, foto’s en films manipuleert hij het in een virtuele omgeving met bijvoorbeeld als doel intimiteit en seksualiteit zichtbaar te maken. Voor veel niet-Afrikanen is dat zwarte lichaam tevens een bron van conflict en crisis. De bekende angst voor de seksuele potentie van de zwarte. Bamgboye probeert dat vooroordeel te ontzenuwen.
Op het eerste gezicht lijken de langwerpige, liggende foto’s van Maha Maamoun (Egypte, 1972) documentair. Door die platgedrukte vorm ‘degradeert’ ze de stadsbeelden van Cairo echter tot vormen die geraffineerd over het oppervlak zijn verdeeld. Gebouwen verliezen hun identiteit, vrouwen zijn teruggebracht tot details van bloemetjesjurken, politieagenten zijn niet meer dan wapenschilden. Een vervreemdende ervaring. Subtieler maar vergelijkbaar zijn de werken van Hala Elkoussy (Egypte, 1974). Zij maakt van het dagelijks leven in een arme miljoenenstad een verzameling prachtige, de werkelijkheid ontsnappende plaatjes. Ze ensceneert dat het een lieve lust heeft. Wachten in een bushokje wordt bij haar kijken naar een schitterend uitzicht. Lopen door een straat verandert bij haar in een feestelijke wandeling door een verlichte, schilderachtige omgeving. Een merkwaardige benadering, maar wel één met een hoge verleidingsgraad. Dan zijn de manipulaties van Allan deSouza (Kenia, 1958) begrijpelijker. Zijn panoramische, ironische fotowerken portretteren fictieve steden waarin diverse culturen, tijden en godsdiensten op een (ogenschijnlijk) harmonische manier samenkomen, alsof de globalisering zich al heeft gematerialiseerd. Zijn vertekening van de werkelijkheid roept vragen op en appelleert zowel aan idealisme als aan angst voor de toekomst.
Het persbericht bij ‘Snap Judgements’ zegt dat de Afrikaanse fotografie de traditie en de Westerse invloed voorbij is en op weg is naar een eigen esthetiek. Dat klinkt net zo mooi als nietszeggend. De tentoonstelling laat vooral zien, dat de Afrikaanse fotografie nog een sterke behoefte heeft om kleur te bekennen, om engagement te tonen. Ze doet dat vaak in een documentaire vorm of een vorm die daar tegenaan schurkt. Waar die vorm wordt losgelaten, speelt het engagement een kleinere rol en lijken de Westerse invloeden dominanter.
Okwui Enwezor heeft een interessante presentatie samengesteld die weliswaar zijn geformuleerde pretenties niet waar maakt en die ook onvoldoende recht doet aan zijn reputatie, maar die een bezoek alleszins rechtvaardigt.
KB 2006