Reizende tentoonstelling van Andrea Zittel’s ontwerpen
MAAR IS HET KUNST?
“Surfaces that are easy to clean also show dirt more. In reality, a surface that camouflages dirt is much more practical than one that is easy to clean.”
Is dit een tip van Martha Stewart, de inmiddels weer uit de gevangenis ontslagen huishoud- en interieur goeroe van de Amerikaanse televisie of is het een advies uit een huis-aan-huis-folder van WALMART of IKEA?
Het is één van “these things I know for sure” die de Amerikaanse kunstenaar Andrea Zittel met ons wil delen en die ze daarom op bladzijde 15 van haar laatste catalogus heeft laten afdrukken. Wijsheden, quasi wijsheden en banaliteiten, onbekommerd door elkaar gehusseld.
Zittel is misschien wel de meest ongrijpbare kunstenaar die ik ken. Ze ontwerpt en maakt tapijten, mobile homes, meubels, voedsel, uniformen, ontsnappingsvoertuigen en vele andere dingen. Ze ontregelt mijn beeld van ‘de kunstenaar’. Haar kunstwerken naderen de werkelijkheid zo dicht, dat ik me afvraag of ‘kunst’ nog wel het juiste label is.
Andrea Zittel (1965) woont en werkt deels in Los Angeles en deels in Joshua Tree, een stip in de Californische woestijn. Het wonen daar voert terug naar het leven van haar grootouders. Die hadden een ranch in de woestijn die ze met zelf ontworpen middelen, een sproei-installatie bijvoorbeeld, draaiende hielden. “I think this whole idea of creating a universe, and then living in the middle of it always attracted me.” Eigenlijk vindt ze haar woning en werkplaats daar in die verre verlatenheid de beste vorm van een museum. Nu maakt ze werken op locatie, geïnspireerd door die omgeving of voortgekomen uit een omgevingsgebonden noodzaak, om ze vervolgens naar een museum te verslepen in één of andere grote stad. Het is volgens haar beter dat mensen ze ter plekke zien. In de juiste context. Dat maakt het werkproces ook minder frustrerend. Nu kost het haar heel veel extra tijd om haar werken te laten functioneren in een galerie of een museum, maar “it is never really going to do anything in the world, and I am more interested in the world.”
Want, waarom maakt Zittel wat ze maakt? Het is, zegt ze, een poging “to remake the world”. Ze vindt het niet interessant om een object of een product te scheppen als het geen deel uitmaakt van een groter geheel. “I like cooking up scenarios for ways the world could exist.” Omdat ze beseft hoe ambitieus dat doel is, zal ze haar werken altijd bescheiden “experimenten” noemen. Dat past ook beter bij de manier waarop ze tot stand komen: ze hebben veelal een totale mislukking als beginpunt. “Every really interesting twist in my work has happened because I fucked up something.” Dat ontwerpen van objecten met een duidelijke functie brengt haar in de buurt van het ontwerperschap. Ze ontkent echter dat ze met haar werken een behoefte creëert. In die zin is ze geen ontwerper. Het is wel zo, dat ze de kunst een sociale rol wil toebedelen. Ze wil dat haar werken de kijker tot herbezinning brengen. De perceptie moet getest worden. Eén van haar eerste kunstwerken is daar al exemplarisch voor. Ze heeft begin negentig een baantje in een galerie en is gedwongen steeds andere kleding te dragen. Daarvoor heeft ze het geld niet. Dat brengt haar op het idee een uniform te ontwerpen. Dat zou dat probleem onmiddellijk oplossen. Deze praktische ingeving heeft inmiddels geleid tot vele uniformen voor vele verschillende doeleinden en gemaakt van diverse materialen. Ze hebben hun eenvoud en hun functionaliteit gemeenschappelijk.
Haar eerste meubels en interieurs vinden hun oorsprong in haar eerste woon- en werksituatie in Williamsburg, Brooklyn. Daar is haar onderneming gevestigd. Een oude benedenwoning met een etalage. Ze noemt haar bedrijf ‘A-Z Administrative Services’. Die naam is meer dan een makkelijke verwijzing naar haar initialen. Hij is volgens haar noodzakelijk omdat ze, gehinderd door een wat kinderlijke stem, alleen serieus wordt genomen bij bestellingen e.d. als ze namens een firma kan spreken. Bovendien onderstreept ‘A-Z’ haar opvattingen over het kunstenaarsschap. Als ze naar Californië verhuist, gaat haar bedrijf mee.
Het is niet eenvoudig aan te geven in hoeverre Zittel’s werken een bijdrage leveren aan een nieuwe wereld. Haar ‘living units’ zijn praktische oplossingen met een ideologische kleur. Op een ander niveau zijn het ook gewoon verhalen waarin de kijker zichzelf herkent. De ‘A-Z Comfort Unit’ uit 1994 laat die vermenging goed zien. Het uitgangspunt is een bed met daaromheen verrijdbare ‘service stations’ die het mogelijk maken om te schrijven, te eten, te lezen etc. Vanuit het bed is alles binnen handbereik. Twee mensen kunnen alles doen wat ze moeten doen zonder dat ze hun bed hoeven te verlaten. Enerzijds laat zo’n werk zien hoe gecompliceerd we ons dagelijks leven vaak maken. Anderzijds speelt het in op onze heimelijke genoegens en gedachtes. Wie heeft er niet ooit gedroomd van een permanent verblijf in een lekker, warm, comfortabel bed? Tegelijkertijd wekt Zittel sluimerende angsten op. Je moet er toch niet aan denken dat je nooit meer je slaapkamer verlaat. Dat je een leven moet leiden als een invalide.
De met meubelmakerperfectie gemaakte objecten uit ‘A-Z Comfort Unit’ staan ogenschijnlijk haaks op de objecten die samen ‘A-Z Raugh Furniture’(1998) vormen. Met schuimrubber maakt ze donkergrijze rotsen waarop je kunt zitten, liggen en waar je tegenaan kunt leunen. Het voordeel ervan is, dat ze gemakkelijk te produceren zijn, dat ze niet zichtbaar vuil worden, dat ze comfortabel en natuurlijk aanvoelen en dat ze in feite oneindig uitbreidbaar en aanpasbaar zijn. In het verlengde hiervan laat Zittel een paar (synthetische) rotsen in Central Park plaatsen. Bezoekers van het New Yorkse park gaan er als vanzelf op zitten of tegenaan hangen. Als dat buiten werkt, waarom zouden dit soort objecten voor binnen dan zo abnormaal zijn?
Met haar ‘A-Z Homestead Units’ (vanaf 2001) speelt ze niet alleen in op de behoefte aan vrijheid, ze verwijst tevens naar de historie. De Amerikaanse regering gaf vroeger een stukje land aan bewoners en in ruil daarvoor moesten deze een (elementaire) woning bouwen én ze moesten ‘iets goeds’ met dat land doen. Door allerlei strikte bouwregels is het onmogelijk geworden dat soort primitieve gebouwtjes neer te zetten. Omdat Zittel ze portable maakt en niet te groot, mogen haar homesteads wel overal geplaatst worden. Het is ook in haar filosofie de bedoeling dat de bewoner een nuttige bijdrage levert aan de directe, landelijke omgeving. Een dergelijk idealisme is Joep van Lieshout (Atelier Van Lieshout), die met zijn werken dicht in de buurt komt van Zittel, volkomen vreemd. Hij zal het naïef vinden, uit de tijd, een beetje geitenwollensokkenachtig.
Zittel is vooral bekend geworden door haar ‘A-Z Travel Units’. De eerste komen in 1995 tot stand. Primitieve caravans die enerzijds inspelen op die typische Amerikaanse behoefte aan mobiliteit, aan vrijheid. Anderzijds missen ze de glimmende grandeur van al die limousineachtige campers die tegenwoordig door het westen van het land trekken. Ze zijn simpel, functioneel en ingericht op de behoefte van de bewoner. De interieurs zijn speels, knutselachtig. De lol van de maker valt er aan af te lezen.
Met haar ‘A-Z Escape Vehicles’ (vanaf 1997) trekt ze de lijn door. Het zijn compacte eenheden, die getransporteerd kunnen worden en die het uiterlijk hebben van een kleine caravan zonder wielen. Ze zijn eveneens ingericht naar de wensen van de gebruiker. Dat kan zijn als een badkamer, als een leesbank of als een grot met een waterval. Ze hebben allemaal een bovenlicht. Hoewel ze handgemaakt zijn, heeft Zittel er een vijftigtal geproduceerd. Een andere blijk van haar opvallende, afwijkende kunstenaarsschap. De klassieke wetten van oorspronkelijkheid tellen voor haar niet. Ze wil mogelijkheden bieden om in te kunnen grijpen in de omgeving zodat die zich beter verhoudt tot de mensen die zich in die omgeving bewegen. Dan doet het er niet toe of een werk mooi of origineel is.
Haar meest waanzinnige project is een drijvend eiland voor de kust van Denemarken en Zweden (‘A-Z Pocket Property’ 2000). Het moet de ultieme ontsnappingsmogelijkheid worden. Dat pakt verkeerd uit. Omdat het zo bijzonder is, trekt het veel aandacht van pers en dagjesmensen en wordt het verblijf op het eiland een hel. Ze verlaat het vroegtijdig.
Ik zou kunnen zeggen, wat maakt het uit of het werk van Andrea Zittel kunst is of niet. Het doet me wat, het intrigeert me, het maakt me nieuwsgierig, het zet me aan het denken. Waarom is dat niet genoeg? Misschien zorgen haar ambities voor mijn verwarring. Ze heeft in verschillende interviews gezegd, dat ze de sociale functie van kunst wil herdefiniëren. Ze wil met kunst iets teweeg brengen. Soms is dat heel concreet. Een probleem dat ze in haar dagelijks leven tegenkomt oplossen. Die oplossingen dwingen mij op een andere manier naar de ‘dingen’ laten kijken. Juist die sociale functie, brengt haar kunst heel dicht bij de werkelijkheid. In de ogen van sommigen misschien een utopische werkelijkheid, maar voor mij is ze eerder een idealistische en een te verwezenlijken werkelijkheid. Omdat de kunstenaar op een heel persoonlijke manier werkt, een Zittel is herkenbaar een Zittel, tilt ze de werken toch naar een ander niveau. Misschien is dat het niveau van de kunst.
In een interview in het Amerikaanse tijdschrift BOMB zet ze deze these op losse schroeven: “Sometimes when I project forward to a hundred years from now I imagine an art historian trying to talk about our times and I think that they will look back more at changes in design than at developments in art.”
Verwarring blijft mijn deel.
Andrea Zittel: Critical Space is t/m 27 mei te zien in het New Museum, 556 West 22nd Street, New York. Daarna reist de tentoonstelling naar de Albright-Knox Art Gallery in Buffalo (van 6 oktober tot 7 januari), naar het MOCA in Los Angeles (van 4 maart tot 21 mei 2007) en naar de Vancouver Art Gallery (van 9 juni tot 16 september 2007).
Andrea Zittel: Small Liberties is nog tot 18 juni te zien in het Whitney Museum, dependance Altria, 120 Park Avenue, New York.
Catalogus Andrea Zittel: Critical Space kost $39,95.
KB 2006