What you don’t see is what you won’t get
Gepubliceerd op: 21 december 2011
Stralend en vol trots tref ik Patricia Kaersenhout tussen haar kunstwerken, tijdens de opening van haar solo tentoonstelling What you don’t see is what you won’t get in C&H art space. De aankondiging van de tentoonstelling trok mij: een donkere, naakte vrouw, gefotografeerd vanaf de achterkant, tussen geborduurde zakdoeken. Om haar nek een dun koord met een bungelend bordje eraan waarop met de hand geschreven staat: ‘Bruised but not broken’. De werken op de tentoonstelling zijn al even intrigerend.
Heske ten Cate (HtC): Hoe staat de titel ‘What you don’t see is what you won’t get’ in relatie tot jouw werk?’
Patricia Kaersenhout (PK): ‘Iemand zei ooit tegen mij: “Ik zie helemaal niet meer dat jij zwart bent”. Ik vroeg haar om nogmaals te kijken. Het niet zien van mijn huidskleur betekent, zij het onbewust, een deel van een historische en culturele achtergrond ontkennen die niet enkel mij aangaat. Haar bedoeling was goed. Ze wilde hiermee impliceren dat, door het wegvallen van huidskleur, zij mij als haar gelijke zag.
Het is een mooie utopische gedachte, kleurenblindheid, maar tegelijkertijd huist er iets superieurs in haar reactie. Ik wordt gelijk gesteld aan haar. Ze bekijkt mij alleen vanuit haar ‘witte perspectief’, zonder dat zij zich afvraagt wat mijn perspectief is en of die wel strookt met haar idee over gelijkheid. Wat mij stak is dat ze ervan uitging dat ik haar kleurenblindheid als een compliment zou ervaren. Huidskleur wordt niet los gezien van sociale, politieke en een historische context. Op zich niks mis mee, zolang we ons er wel bewust van zijn.
Waar ik naar streef is dat de uiterlijke grenzen van het lichaam afgetast worden, we verder kijken dan de begrenzing van huid en we afvragen: Wat speelt zich af onder die huid? Ik prefereer kleursensitiviteit, wat inhoudt dat je heel exact bent in het benoemen van de kleur van de ander. Dat dwingt je om intensief naar elkaar te kijken.’
HtC: ‘Vind je dat de donkere vrouw genegeerd wordt in de geschiedenis en het dagelijkse (Nederlandse) bestaan?’
PK: ‘Genegeerd weet ik niet helemaal zeker, maar vanuit een persoonlijke ervaring die ik op de middelbare school heb meegemaakt kan ik de geschreven geschiedenis vanuit het perspectief van de onderdrukker niet als mijn eigen geschiedenis ervaren. Tijdens de geschiedenisles werd het hoofdstuk over de Nederlandse slavernij bewust overgeslagen door de docent. Ik streep al jaren lang teksten uit geschiedenisboeken weg. Zogenaamde waarheden waarin mijn voorouders genegeerd worden en dus ook een deel van mij, zijn voor mij fictie en geven me dus de vrijheid om er mee te spelen en eigen zogenaamde waarheden te creëren.
HtC: ‘Is je afkomst en huidskleur een drijfveer voor het maken van je kunst?’
PK: ‘Dat is het wel een tijd geweest. Ik moet denken aan een uitspraak van Kerry James Marshall: ‘The world I see is filtered through my black cultural lenses’. Nu weet ik het niet zo zeker meer, want ook ik ben me bewust dat de tijd veranderd is en dat we zijn gearriveerd in de een Post Blackness periode. Dat is van ongekende waarde. Het is echter nooit interessant geweest om me binnen mijn werk te identificeren met het zwart slachtofferschap. Feit en fictie met elkaar te vermengen, dat is wat ik doe. Ik zie het als een prachtig cadeau van het leven om daartoe in staat te zijn. Mijn fantasie, fictie en intellect hebben me door de moeilijkste tijden heen gesleept. Dat kan ik ook, omdat ik uit een orale (vertel) traditie voortkom, waar de grens tussen waarheid en fictie niet belangrijk is. Het verhaal van het moment, daar draait het om. Door een verhaal zo mooi en overtuigend mogelijk over te dragen aan de volgende generatie wordt de kans vergroot dat dit verhaal eerder blijft hangen dan een slecht verteld verhaal. Zo blijven geschiedenissen in stand en levendig.’
HtC: ‘Hebben de technieken die je gebruikt (collages, naaien) inhoudelijke samenhang met je werk?’
PK: ‘De materialen en de media die ik kies om uitdrukking te geven aan mijn ideeën zijn niet alleen een stilistisch middel maar geven een direct commentaar op de thema’s binnen mijn werk… Ik naai en borduur op katoen en jute; daarmee verwijzend naar African American slave quilts die uit noodzaak werden gemaakt met daarin geheime boodschappen verweven om slaven te helpen vluchten. Tegelijkertijd verwijst het jute naar de zakken waar mijn moeder haar rijst in bewaarde. Jute zakken, die tevens gebruikt werden om het katoen in te wegen. Katoen verwijst naar zwarte slaven en behelst een prachtig paradox: het is zacht, schoon en wit, maar degene die het moesten plukken waren zwart, ruw, vies en zweterig. Paradoxen lopen als een rode draad door mijn kunst.
In mijn huidige werk gebruik ik zowel heren-, als dameszakdoeken. Beiden verwijzen naar een jeugdherinnering. Mijn oma had altijd een zakdoekje met accolade in haar mouw. Accolade is een verfrissende watertje wat gebruikt wordt in Suriname tegen de warmte. Zakdoeken staan tevens metafoor voor alle tranen die er in de afgelopen eeuwen gegoten zijn ten tijde van de diaspora en daarna. De meeste foto’s van de naakte vrouwen zijn geprint op zowel heren-, als vrouwen zakdoeken, als metafoor voor de onderdrukking van de zwarte vrouw door zowel de witte en de zwarte man.’
HtC: ‘Je werk is best pornografisch. Waarom?’
PK: ‘Ik zie het niet als pornografie. Ik wilde met deze serie laten zien dat het zwarte vrouwelijke lichaam vaak als een object gezien wordt en gebruikt. Dat wordt nog eens extra pijnlijk als zij historisch gezien bijna volledig genegeerd wordt. Wat je ziet in deze show zijn bijna allemaal collages met foto’s van naakte zwarte vrouwen daarin verwerkt. Dit zijn foto’s van exotische postkaarten met naakte zwarte vrouwen uit de negentiende eeuw die vanuit de koloniën naar Europa werden gestuurd. Verder heb ik foto’s uit een hardcore hedendaags pornoblad gebruikt en foto’s uit het boek getiteld Black Ladies uitgegeven door Taschen in 2003, onder het mom van ‘artistiekerige foto’s van zwarte vrouwen’, maar die in mijn optiek gewoon softporno zijn. Al deze foto’s gaan voor mij over een stereotype representatie van de zwarte vrouw, zonder dat ze een nieuwsgierigheid oproepen over de persoon achter deze vrouw. Het beeld blijft haken bij de naaktheid: de uiterlijke vorm. Ik heb getracht om op mijn manier een andere esthetiek aan deze beelden te geven.’
De expositie What you don’t see is what you won’t get is nog tot 4 februari 2012 te bekijken in C&H art space in Amsterdam.
Andere deelnemers:
Iris Kensmil, Remy Jungerman, Charl Landvreugd, Kurt Nahar