Ronald Plasterk is een immer glimlachende minister.
Een verademing in een zichzelf al te serieus nemend Den Haag.
Een modieus hoedje en een eigentijds kostuum maken hem tot een man van de wereld die Den Haag er even bij doet.
Hij heeft alle tijd om alle openingen en alle premières af te lopen.
Op ieder moment heeft hij een ontspannen woordje voor een hypeverslaafde verslaggever of een welwillende arm voor iemand die een probleem op tafel dreigt te brengen.
Geen week zonder een stralende foto van de minister in de dagbladen.
Een zondagskind dat geniet van zijn baantje.
Hij houdt niet van moeilijk.
Alles is relatief.
Moeilijk wordt vrolijk onder het tapijt gelachen.
Plasterk is ook slim.
Heel slim.
Veel slimmer dan Den Haag gewend is.
Omdat hij weet dat hij geen einde kan maken aan het bureaucratische Haagse gekrakeel en dus weinig voor elkaar kan krijgen, heeft hij besloten de kritiek voor te zijn.
Hij glimlacht de kritiek monddood.
Hij laat zijn onmacht onder vriendelijkheid verdwijnen.
Hij zet zijn hoedje op en loopt vrolijk de andere kant uit.
Zijn charme bezorgt zelfs zijn grootste tegenstanders zwakke knieën.
Laatst had hij weer zo’n ‘niets aan de hand moment’.
Hij deelde opgelucht mee dat hij ruim 80 miljoen had bespaard op de renovatie van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Aannemer Van Eesteren zou het voor veel minder doen dan de grijpgrage BAM.
Een triomf voor de minister.
Hoedje op, vrolijk de andere kant uit.
Maar hij ‘vergat’ er wat bij te vertellen.
Ondanks die 80 miljoen minder moest hij de totale begroting met ruim 30 miljoen verhogen tot 366 miljoen.
Nog geen jaar nadat hij de toen geplande 277,5 miljoen had moeten optrekken naar 333 miljoen.
Hoezo triomf?
Hoezo succes?
De glimlach als rookgordijn.
Plasterk slaagde er opnieuw in de kritiek te smoren op een staaltje wanbeleid waar de honden geen brood van lusten.
Het begon ooit in 1995.
Huisarchitect Ruyssenaars maakte een eerste ontwerp voor de broodnodige renovatie van het Rijksmuseum.
In 2000 besloot het kabinet Kok een millenniumcadeautje aan het museum te geven.
Het was immers nationaal erfgoed.
Neerlands trots.
200 miljoen werd er vrij gemaakt.
Voorwaar een genereuze gift.
De altijd naïeve Rick van der Ploeg schatte dat het museum twee jaar dicht zou moeten.
Wist hij veel.
Er volgde een soap met een horrorscenario.
Incompetente deskundigen, omhooggevallen deelraadsleden, botsende ego’s, niet door kennis gehinderde nationale politici en tot wanhoop gedreven, heethoofdige architecten gingen schaamteloos met het verhaal op de loop.
In 2003 kregen Cruz & Ortiz eindelijk de finale ontwerpopdracht.
Ze zouden in theorie kunnen beginnen.
Alleen nog wat vergunningen.
Dat werden nog eens vier jaar van dorps geharrewar.
In 2007 kwam de bouwvergunning.
In 2008 werd de boel weer stilgelegd omdat er zich maar één aannemer had gemeld, die zich had rijk gerekend met een begroting waar een middelgrote bank mee gered kan worden.
En dan nu, in 2009, ‘de redding’ door Van Eesteren, met gejuich begroet door een minister die niet van moeilijk houdt en dolgraag zelf nog het museum wil heropenen.
Met zijn hoedje op en zijn mooie pakkie an.
Dan moet hij wel minimaal tot 2013 minister blijven.
Want dat is het geplande heropeningsjaar.
Het vierde inmiddels.
Ondertussen is het Rijksmuseum sinds 2003 grotendeels dicht.
Via een paar zalen vol geheide meesterwerken, een gehaaide pr en Damien Hirstachtige stunts slaagt het museum erin grote aantallen bezoekers te blijven trekken.
Daarmee ontneemt het de felste critici de stof tot zeuren en toont het zich een waardig partner van onze immer glimlachende minister van cultuur.
Maar een schande blijft het dat een vooraanstaand museum er bijna twintig jaar over doet om zichzelf fysiek te vernieuwen.
Hoedje op, vrolijk de andere kant uit.
KB Site 2009