Het Jan Cremer Museum

Meestal ontstaat het omdat een verzamelaar, een stad of dé familie veel werk van de kunstenaar heeft.
Daar moeten ze wat mee.
Dat moeten ze op kosten van een ander zien onder te brengen.
Het Van Gogh Museum.
Het Picasso Museum.
Het Dali Museum.
Het Miro Museum.
Het Andy Warhol Museum.
Uiteindelijk is het de dood in de pot.
Je kunt ‘De Aardappeleters’ in veel contexten en vanuit veel perspectieven presenteren, maar het blijven ‘De Aardappeleters’.
Een dergelijk museum kan alleen overleven als het de dode weet los te laten.
Anders is het ten eeuwigen dage gedoemd niet meer dan een toeristenattractie te zijn.
Een Eiffeltoren of een Empire State Building van de kunst.
Ooit bedoeld als eerbewijs, maar gaandeweg afgegleden tot bewijs van onmacht.
De directeur van een dergelijk museum is als de directeur van een begraafplaats.
Je kunt de bloemen blijven verversen, je zult er nooit de doden mee opwekken.
Ik vind het nog erger als het een nog levende kunstenaar betreft.
Het Armando Museum.
Het Karel Appel Museum (in spe).
Een graftombe voor een levende.
De pensionering van een kunstenaar die nog volop aan het werk is.
Wie haalt het in zijn hoofd?
Wie heeft er zo de pest aan kunst?

De gemeente Enschede.

Die heeft in haar oneindige wijsheid besloten dat er een Jan Cremer Museum moet komen.
In de wijk waar nog steeds de geur van de dood hangt.
Die geur moet verdreven worden door een levende kunstenaar dood te verklaren.
Die moet verdreven worden door de dood in de pot te halen.

Wie haalt het in zijn hoofd?

Bovendien.
Bestaat er niet zoiets als het Twents Museum?
In datzelfde Enschede?
Wat is daar mis mee?

Bovendien.
Jan Cremer?
Hij is volkomen terecht onsterfelijk geworden door een boek – ‘Ik Jan Cremer’ hoort in iedere boekenkast – maar hoe belangrijk is hij als kunstenaar?
Kunnen zijn tulpen in de schaduw staan van de zonnebloemen van Van Gogh?

Wie haalt het in zijn hoofd?

Natuurlijk wil hij zelf.
De meeste kunstenaars zijn ijdel.
Zeker als ze topkwaliteit missen.

De echte motieven van de gemeente zijn interessanter.
Er is een hoop mis gegaan op die dramatische zomerdag.
Velen worden nog steeds geplaagd door gewetenswroeging.
Terecht.
Doofpotten leiden een levendig bestaan, ook in Enschede.
Maar moet uitgerekend een Jan Cremer Museum dat falen goed maken?
Zijn zijn tulpen de redding voor een wijk in ontreddering?
Weet er dan niemand wat beters te verzinnen?
Zijn er geen andere voorzieningen waarmee zowel de bewoners als de kunst beter gediend zijn?
Is dit weer zo’n voorbeeld van een wethouder, een burgemeester of een bestuursvoorzitter die zijn eigen belang verwart met dat van de gemeenschap?
Zo’n man (Amsterdam uitgezonderd zijn het bijna altijd mannen…..nou ja…..mannetjes) die groot is in zijn kleinheid?

Ik heb in het weekend ‘Ik Jan Cremer’ herlezen. De hoofdpersoon van dat boek zou zich bescheurd hebben bij het idee van een museum. Hij zou de wethouder van cultuur een pot verf over zijn hoofd hebben uitgegoten en met zijn dochter naar bed zijn gegaan.

KB 2004