Diva

DIVA

Weet je, soms begrijp ik het niet meer.
Ik wijd mijn hele leven aan de kunst.
Ik sta ermee op en ik ga ermee naar bed.
Mijn bibliotheek bezwijkt bijkans onder de last van de kostbare kunstboeken.
Op de wanden van mijn grachtenpand verdringen de kunstwerken elkaar.
Mijn laatste Warhol heb ik noodgedwongen in één van mijn badkamers op laten hangen.
Omdat ik ook in mijn appartement in Rome geen plaats meer had.
Ik help vele kunstenaars door hun werk onder de aandacht van een kapitaalkrachtig publiek te brengen.
In glossy tijdschriften en luxe koffietafelboeken.
Ik reis er de hele wereld voor af.
De viplounge op Schiphol is als mijn derde huis.
Ik bezoek iedere officiële opening.
Werk me door iedere belangrijke receptie.
Ben op iedere artfair van een beetje formaat.
Laat me rondrijden op iedere goedbedoelde Biënnale.
Van Londen tot Dubai.
Is het dan zo vreemd dat ik van Kunstbeeld een ruime tegemoetkoming verwacht.
Ruim boven die benepen Balkenendenorm.
Is het dan zo vreemd dat zij mijn laatste Prada’s en mijn Armani voor hun rekening nemen?
Is het dan zo vreemd dat de Mondriaan Stichting mijn huur betaalt.
Je kunt van mij toch niet verwachten dat ik ergens in een goedkoop appartementje in de Bijlmer ga wonen.
Zonder een doorman die me mijn pakjes aanreikt.
Zonder een huishoudster die me verlost van al die tijdrovende huishoudelijke beslommeringen.
Zonder de cateraar die me behoedt voor tijdverlies in de keuken.
Zonder een persoonlijke trainer die ervoor zorgt dat ik iedere dag ontspannen tussen de zijden lakens kan schuiven.
Zo’n appartementje met uitzicht op een lawaaierige, besmeurde metro.
Een brede visie kun je toch pas ontwikkelen als een park of een Engelse tuin je daartoe inspireert.
Is het dan zo vreemd dat ik altijd business class reis?
Je mag van mij toch niet verwachten dat ik uren in een lange rij ga staan om mijn lederen koffers in te checken?
Samen met al die onwelvoeglijk riekende, luidruchtige toeristen.
Allemaal tijd die aan de kunst onttrokken wordt.
Je kunt van mij toch niet verwachten dat ik stijf van het zitten in het Waldorf Astoria aamkom?
Nog eens heen en weer geslingerd in zo’n ordinaire New Yorkse taxi?
Welke kunstenaar is daar nu mee gediend?

Ik vind het al erg genoeg dat ik al die armetierige ateliers moet bezoeken.
Die smerige ruimtes die altijd te koud of te warm zijn.
Die zich altijd aan de rand van de beschaafde wereld bevinden.
In vervallen pakhuizen of terecht afgeschreven, verveloze schoolgebouwen.
Waar je altijd vieze koffie geserveerd krijgt.
Of groene thee.
Uit slecht afgewassen mokken.
Of theeglazen waar je niet meer doorheen kunt kijken.
Waar het altijd ruikt naar een mengsel van acrylverf, zweet en bier uit de buurtsupermarkt.

Maar die ellende neem ik voor lief.
Die hoort bij mijn vak.
Dat zijn de onvermijdelijke schaduwkanten van mijn beroep.

Toch merk ik steeds vaker dat wat ik normaal vind door anderen als buitensporig wordt ervaren.
Dat begrijp ik niet.
Ik had het er laatst nog over met mijn vriendin Eveline.
We troffen elkaar in het vliegtuig naar Basel.
Zij moest naar één of andere VN conferentie
Ik werd verwacht op de VIP opening van de Art Basel.
Terwijl we nipten aan ons derde glas champagne, vertelde ze over de commotie die was ontstaan over haar appartement aan de Upper West Side.
Over die lousy $7000,- die de Nederlandse regering ervoor moest betalen.
Ik was stomverbaasd.
Wat is nou $7000,- voor een vrouw die zich zo inzet voor de noden in de wereld?
Moest ze die huur dan zelf bijpassen?
Terwijl ze netto amper twee ton verdient?

Provincialen zijn het, die Nederlanders.
Daar waren we het snel over eens.

Terwijl we afscheid namen, vroeg ze me of ik op de fair een Louise Bourgeois voor haar op de kop kon tikken.
Ze vond zo’n stoffen sculptuur wel geinig.
En mij zou het ongetwijfeld weinig moeite kosten een forse korting te bedingen.
Als bescheiden dienaar van de kunst.

KB 2008