Het had een groot feest moeten worden.
Jayne had ons uitgenodigd voor een weekendje Hamptons. Zoals ieder jaar had ze daar een huis gehuurd. Van mei tot oktober. Donderdagavond al snelde ze er in haar oude, glimmendgrijze Mercedes heen, maandagmorgen reed ze Manhattan weer binnen. Vóór de spits. Het leek een plezierig ritueel, een jaloersmakend tijdverdrijf, maar voor haar was het eerder een fraai verpakte verplichting. Verontwaardigd over mijn onbegrip had ze me eens verteld dat ze daar een huis móést huren.
“Ik moet het geld achterna.”
Omdat mijn manier van denken en doen zo niet is geconditioneerd, begreep ik niet wat ze bedoelde.
“Iedereen met een beetje geld gaat zomers die stinkstad uit. New York is niet te harden in de zomer, zoals je inmiddels weet. Ze gaan allemaal naar hun tweede huis op Long Island. Wil ik nog wat handel hebben, dan moet ik zorgen dat ik daar ook ben.”
Het klonk logisch. Dat het haar ongetwijfeld tienduizenden dollars kostte om “daar” te zijn, leek in tegenspraak met die uitleg. Ze moest wel heel veel verdienen wilde ze dat er weer uit halen. Dacht ik aanvankelijk, in mijn naïviteit. In de loop der jaren kreeg ik echter door hoe ze dat deed. Ze huurde nooit alleen. Er was altijd een vage vriendin bij de deal betrokken. Die zat er of de hele week of tijdens de dagen dat Jayne er niet was. Die betaalde dus het grootste deel van de huur. Soms was die vriendin een goede klant die een tijdje haar huis niet gebruikte omdat ze op reis was in Europa. Dan kwam er nauwelijks geld aan te pas. Er waren allerlei varianten die het Jayne mogelijk maakten een Hamptons status te voeren zonder daarvoor met Hamptons dollars te moeten betalen. En om de kosten van haar verblijf nog lager te houden, nodigde ze vaak vrienden en bekenden uit die haar, dankbaar voor haar genereuze uitnodiging, het hele weekend vrij hielden. Ik zal nooit echt verstand van zaken krijgen, maar sinds ik Jayne ken heb ik wel wat meer inzicht gekregen. Mijn kijk op de wereld is er niet positiever door geworden.
Aanvankelijk had ik weinig zin om op haar uitnodiging in te gaan. Me een weekendje vervelen tussen verveelde rijken, het leek me niet echt aantrekkelijk. Albert wist me uiteindelijk over te halen.
“Je moet het zien als een weekendje theater. Broadway aan de Zee. Bovendien zit er altijd wel een artikel in, want Jayne zal je ongetwijfeld introduceren bij allerlei hoogst interessante en verschrikkelijk belangrijke mensen…”
De spot was van zijn gezicht te scheppen, maar hij had wel een punt gemaakt. Sinds ik columns schreef had mijn belangstelling voor kunst zich verruimd tot de vaak krankzinnige wereld waarin die kunst een rol speelde.
Na een paar uur rijden en fout rijden kwamen we op het goede adres aan. Het bleek een cottage-achtig huis met een enorme tuin eromheen. Even dacht ik, met tennisbaan, maar dat plokgeluid kwam van de buren. Het was maar drie kamers en een zolder groot, maar het had wel een zekere chique. Amerikaanse chique. Veel kussens en ruches in de slaapkamers en veel pompeuze fauteuils, kristallen vazen en te grote schemerlampen in de zitkamer. De eetkeuken had alle gemakzuchtige apparatuur die een niet-koker zich maar kon wensen. Desondanks leek niets ooit gebruikt te zijn. In de koelkast stonden drie flessen mineraalwater. Meer niet. Perrier, dat wel. In de fruitmand lagen Jayne’s autosleutels. Het huis was duidelijk niet bedoeld om in te leven.
Jayne had meteen al een verrassing. We waren uitgenodigd voor een feest. Diezelfde avond. Sterker nog, het was al begonnen. Ze zei het op een wat samenzweerderige toon. Om te voorkomen dat we het niet spannend genoeg zouden vinden? Vrienden van haar – John en John, twee interieurontwerpers – wilden hun nieuwe huis inwijden. Jayne mocht daar natuurlijk niet ontbreken en, uiteraard, mocht zij ook haar eigen vrienden meenemen. Het klonk me wat vreemd in de oren, ik word liever direct gevraagd, maar ik had mezelf voorgenomen het hele weekend welwillend over me heen te laten komen.
Ik had John en John één keer eerder gezien. De één een wat schreeuwerige Texaan en de ander een stille, keurige man van goede komaf. Verantwoord saai. Ze waren al jaren samen en waren zeer succesvol in hun werk. Ze hadden menig huis op Long Island ingericht. Hun grootste kwaliteit was, dat ze nooit hun eigen stempel op een interieur wilden drukken, maar dat ze de klant de illusie wisten te geven dat hij zijn eigen huis had ingericht.
“Onze smaak doet er niet toe”, was een opmerking die me van onze eerste ontmoeting was bijgebleven.
Of het niet lastig was om zo dienstbaar te zijn, had ik er nog tegenin gebracht.
“Voor veel geld wil ik best dienstbaar zijn”, pareerde de Texaanse John mijn bezwaar.
Van dat vele geld hadden ze nu een tweede huis gekocht, in de Hamptons, en wij kregen de kans om dat heugelijke feit mee te vieren. Wat wilde ik nog meer?
Jayne reed met ons mee. Dat scheelde benzine. Dacht ik slecht.
Toen Albert het parkeerterrein op draaide stonden daar al vele auto’s. De meeste van Duitse makelij en opvallend veel in cabrioletuitvoering. Albert manoeuvreerde zijn oude, vuilwitte Buick behendig tussen het glimmende Duitse staal. Texaanse John hoorde ons aankomen.
“Waar heb je dat oude lijk op de kop getikt Jayne?”
De posities werden meteen bepaald. Ik keek bezorgd naar Albert, die in een bepaalde stemming nooit over dit soort opmerkingen heen komt.
“Het is wel de enige auto op dit terrein die betaald is.”
Mijn zorgen waren onnodig. Bij zowel Jayne als John veel de mond even open. John slikte het snelst.
“Daar kon je wel eens gelijk in hebben.”
Hij stak zijn hand uit. Albert nam hem stralend aan. Dat beloofde nog wat.
Iedereen zat in de achtertuin. Onder de bomen, beschermd tegen de nog steeds brandende avondzon. Ik telde een man of tien, twaalf. Ik zag de andere John iets verderop op een stretcher zitten. Hij las een boek en keek niet op of om. Het scheen niemand te hinderen. Normaal hoorde je hem ook niet, dus wat was het verschil?
We werden aan de andere gasten voorgesteld.
Chris kende ik van horen zeggen. “Een oude nicht”, Jayne’s woorden, die in het onroerend goed zat. Een tragische man. Hij barstte van het geld maar het levensgeluk liet hem in de steek. Zijn enige echte liefde was vijftien jaar geleden ten gevolge van aids overleden. Een gebeurtenis waar hij nooit echt overheen gekomen was. Daarna had zich niemand meer aangediend. Ten einde raad had hij besloten suikeroom te spelen voor jonge Latino’s. Twee jongens woonden permanent bij hem in. Oogverblindend mooi en schrikbarend lastig. Ze kregen alles voor elkaar als ze het bed maar met hem bleven delen. Dat ze dat ook met anderen deden, zelfs onder zijn eigen dak, beschouwde Chris als “een gecalculeerd risico”. Dat leven had hij een paar jaar volgehouden. Hij zette er definitief een punt achter, toen zo’n lustjongen zijn Pollock van de muur had gehaald en in plaats daarvan een schreeuwend affiche van Madonna had opgehangen. Dat was hem teveel geworden.
“Van mijn Pollock blijven ze met hun poten af. Daar heb ik mijn leven hard voor gewerkt.”
Daarna was Chris bitter geworden. De valse nicht was in hem opgestaan. Hij werd specialist in cynische opmerkingen. Leuk als je niet zijn slachtoffer was, maar dodelijk als ze voor jou bedoeld waren. Jayne had een zwak voor hem. Bovendien had hij handige contacten. Ze gebruikte soms zijn villa om klanten uit te nodigen om naar werk te komen kijken. Een koop was sneller gesloten aan de rand van een koel zwembad dan in een warme tuin.
Richard en Sed ontbraken evenmin. Ik had ze verschillende keren eerder ontmoet. Het waren de enige echte vrienden die Jayne had. Ze waren er als zij ze nodig had. Dat betekende overigens niet dat hun relatie altijd soepel verliep. Regelmatig laste Jayne een bezinningsperiode in. Dan waren de gemoederen weer eens te hoog opgelopen. Vooral Richard kon flink uit de bocht vliegen.
Sed was een gemankeerde kunstenaar. In de jaren tachtig was hij actief geweest als lid van Gran Fury, een groep kunstenaars die via posters, billboards en allerlei andere publieke acties aandacht vroeg voor de aidsproblematiek. Ik kan me hun busposters nog goed herinneren.Toen, tijdens die enerverende en turbulente jaren ontdekte hij dat hij meer ontwerper dan kunstenaar was. Het werken in opdracht ging hem beter af dan het autonoom creëren. Op dit moment werkte hij voor Hush Puppies. Hij moest dat nogal belegen schoenenmerk een nieuw imago bezorgen. Daarnaast schilderde hij nog steeds, maar hij durfde het niet aan, om mij de resultaten te laten zien. Jayne probeerde zijn werk te promoten, maar hij werkte eerder tegen dan mee. We hebben die avond wel over zijn nieuwe schilderijen gepraat, maar een bezoek aan zijn studio hield hij af. Hij liet me wel trots zijn nieuwe tijdschrift zien. ‘Bloom’, een combinatie van literatuur en beeldende kunst. Het zag er geweldig uit, mooi ontworpen, goede foto’s, maar wie had er behoefte aan een nieuwe Granta?
Dat heb ik hem niet verteld.
Richard was niks…..of alles. Afhankelijk van hoe je het wilde bekijken. Zijn enige vaste baan ooit was schoenverkoper geweest. In die schoenwinkel in Tribeca had hij Sed ontmoet. Vanaf het moment dat hij bij hem was ingetrokken, weigerde hij om nog voor een baas te werken. Als hij vrij was, kon hij zijn creativiteit beter kwijt, beweerde hij. Daarom wilde hij een eigen zaak beginnen, maar hij wist niet waarin. Vol enthousiasme zette hij een ontbijtcatering op. Een gat in de markt, bleek al snel. Alleen, als hij zelf uit was geweest, kon hij het niet opbrengen voor dag en dauw ontbijten voor anderen klaar te maken. Hij liet het steeds vaker afweten. Klanten die een bestelling hadden geplaatst en zelfs al hadden betaald konden naar hun ontbijt fluiten. Boze bellers zette hij ‘on hold’ tot ze het opgaven.
Een paar maanden geleden had hij opeens besloten toneelspeler te worden. Dan hoefde je in ieder geval niet vroeg op.
“Heb je talent dan?”, had Jayne hem weinig subtiel gevraagd.
“Toneelspelen is een vak. Dat kun je leren.”
Jayne had verder gezwegen, maar later had ze zijn beslissing tegenover mij afgedaan als “de zoveelste bevlieging”.
“Wanneer wordt die man ooit volwassen? Hij denkt nog steeds dat je van dromen kunt leven.”
Jayne wist wel beter.
Hij zat nu op een toneelclub, drie avonden per week. Een ontruimde rommelzolder in de buurt van Houston Street. Sed onthield zich wijselijk van ieder commentaar. Dat had hij in de loop der jaren afgeleerd. Zijn vriend had een bezigheid en dat was al heel wat. Sed telde zijn zegeningen.
Toen Richard opstond om me een hand te geven, zag ik dat hij weer dikker was geworden. Hij kon je alles over diëten vertellen, maar een ervaringsdeskundige zou hij nooit worden.
Naast hem zat zijn zus Betty. Een opvallend gewone vrouw in dit uitzonderlijke gezelschap. Albert was al snel in een diep gesprek met haar gewikkeld. Ze bleek verpleegster in Bellevue Hospital te zijn. Op de psychiatrische afdeling. Die twee waren onder de pannen vanavond.
De andere aanwezigen kende ik niet. Ik gaf ze braaf een hand en vergat hun naam te onthouden. Het moesten vrienden of familie van John en John zijn. Ik voelde geen spontane behoefte contact met ze te maken. Ik vermaakte me zo ook wel. Ik mengde me nu eens hier dan daar in een gesprek en ik hield Albert en Jayne in de gaten. Die telden echt.
Ik zag dat Jayne het geheel met tevredenheid overzag. Ze had zich de laatste jaren steeds meer ontwikkeld tot een gerespecteerde homomoeder. Af en toe verzuchtte ze dat ze nu wel eens een échte man wilde zien, maar ze liet zich graag weer overhalen door haar homovrienden. Ze viel altijd op de verkeerde mannen. Dominante vaderfiguren die zich meestal ontpopten als gewelddadige minnaars. Het kostte haar de grootste moeite ze te lozen. Ze hadden een macht over haar die ze zelf niet kon verklaren. Albert wel. Het resultaat van een te vroeg gestorven, zeer bewonderde vader en een moeder die te snel hertrouwde. Jayne luisterde niet naar dit soort diagnoses. Die kwamen te dichtbij. Ze was meer van de kruidendrankjes, de onbespoten sla en allerlei duistere, antroposofische behandelmethodes.
Toen ik na een uurtje op zoek ging naar het toilet stuitte ik in de keuken op een dikke zwarte vrouw die me met een stralende glimlach begroette. Ze was de vaste kok van John en John, vertelde ze enthousiast. Ze heette Trishia.
“U heeft al dit eten klaargemaakt?”
De keukentafel en het aanrecht stonden vol met de meest verrukkelijke hapjes.
“Maar ik ben al de hele dag bezig hoor.”
“Dat zal wel. Dit zou mij een week kosten.”
Ze keek me aan alsof ze medelijden met me had.
“Het meeste heb ik zelfs gister al voorbereid.”
“Het ziet er echt fantastisch uit en het ruikt heerlijk.”
“Dankjewel mijnheer”.
“Ron, Ron is mijn naam.”
“Dankjewel mijnheer Ron.”
We schoten allebei tegelijk in de lach.
“Ik was eigenlijk op zoek naar het toilet….”
“Het trapje op en dan de tweede deur links. Moet je niet eerst een hapje proberen.”
Ze hield een plak gevulde rollade onder mijn neus.
“Nu is ze nog lekker warm.”
Ze genoot van de gulzigheid waarmee ik het stuk vlees opat.
“Ik vrees dat ik nog vaak naar de wc zal moeten.”
“Hoeft niet hoor. Ik breng het straks allemaal naar buiten. Na de tour.”
“De tour?”
“John en John geven jullie eerst nog allemaal een rondleiding door hun nieuwe huis. Het is mooi hoor.”
Ze was oprecht trots. De schat.
“Als ik kan helpen, dan moet u het zeggen.”
“Ga je weg. Jij bent gast, jij mag helemaal niets doen. Alleen eten.”
“Zit daar maar niet over in. Dat komt wel voor elkaar.”
Toen ik me weer bij het gezelschap wilde voegen, zag ik dat Albert alleen zat.
“Je ziet eruit alsof je je uitstekend vermaakt”, zei hij pesterig. “Je begint al aardig te wennen aan de Hamptons. De snob manifesteert zich weer.”
“En jij ziet eruit alsof je je dood verveelt. Is Betty verdwenen.”
“Die moest even naar haar dochtertje kijken. Dat arme kind probeert boven te slapen. En, ik kan je geruststellen, ik verveel me helemaal niet. Zoals ik al zei: Broadway aan de Zee en voorlopig zit ik voor niets op de eerste rang.”
“En dan weet je nog niet eens wat voor lekkers je allemaal op die eerste rang geserveerd krijgt.”
“Jij bent in de keuken geweest. Zeker weer om naar het toilet te vragen? Het begint wel op te vallen. En er stond natuurlijk toevallig een beeldschone Mario of Antonio het eten te bereiden.”
“Er stond een lekkere, gezellige zwarte moeke in de keuken. Een geweldig mens. Had je moeder kunnen zijn.”
“In betere tijden…”
“In betere tijden ja….”
“Als ze het nu nog zou doen zou je het eten overal vinden, behalve op je bord.”
Hij grinnikte. Hij was inderdaad in een opperbeste stemming. Van somberheid was geen sprake. De rampen mochten komen, hij was er klaar voor.
“We krijgen straks eerst nog een rondleiding door het huis.”
“Dat vertelde John ja, maar ze verwachten nog een paar gasten.”
Hij had het nog niet gezegd of we werden opgeschrikt door piepende autobanden. Er kwam een Jeep de achtertuin in gereden. Het hoogwielige legermonster kwam vlak voor ons tot stilstand. De deur vloog open en er stapte een jongeman uit. Strak bloot bovenlijf, leren broek en cowboylaarzen met hakken. Zijn zonnebril stak quasi achteloos in zijn blonde manen. Hij lachte zijn witte tanden bloot. Uit de autoradio klonk ‘Material Girl’ van Madonna. Hard en blikkerig. De hele act had een reclame voor de New York Health Club kunnen zijn.
“Oh nee, niet weer. Spaar me.”
Richard zei het alsof het hem pijn deed.
“Wie is dat?”
“Dat is Mister 22, mijn lieve kleine broertje.”
“Mister 22?”
“Ja, je zult het niet geloven, maar zoals je ziet loopt Bill graag met zijn viriliteit te koop. 22 slaat op het aantal centimeters dat hij achter zijn rits heeft. Of zou hebben… Hij laat zich serieus zo noemen.”
“Mijn god, hoe diep kan je zinken? Wat een aansteller.”
“Dan zeg je het nog vriendelijk. Het is een volstrekte idioot.”
“Wat doet hij dan hier.”
Richard zuchtte.
“Hij werkt voor John en John.”
“Hij versiert de klanten.”
Ik schrok van mijn eigen opmerking. Ik had me wel erg snel en gemakkelijk ingeleefd.
“Nee, hoe ongelooflijk het ook klinkt, hij is heel goed in zijn vak. Je kunt je huis gerust aan hem overlaten. Het zal er fantastisch uitzien. Deze idiotie hoort bij zijn vrije tijd.”
Het verbaasde me dat de meeste gasten hun onderbroken gesprek al weer hadden voortgezet, terwijl mijn nieuwsgierigheid nog lang niet was bevredigd. Ik zag ook Albert nog steeds met grote ogen naar Bill kijken. Voor hem is dit soort extravagantie ondenkbaar.
“Wij kennen hem zo langzamerhand. Iedere keer maakt hij zo’n belachelijke entree. We schrikken telkens nog wel, heel even, maar bij ons veroorzaakt hij geen opwinding meer. We vinden het zielig. Een man van 38 die zich gedraagt als een over het paard getilde puber. Over een kwartiertje is hij trouwens weer verdwenen. Het is helemaal niet zijn bedoeling om zich bij het gezelschap aan te sluiten. Hij is absoluut niet geïnteresseerd in mensen. Meestal heeft hij een date gearrangeerd en duikt hij met die man het bed in. Bij voorkeur het bed van de gastheer, dat vindt hij geil. Het zijn zijn woorden. Dus, kijk nog maar goed, hij is zo weer weg.”
Ik voelde me door die laatste opmerking betrapt. Ik mocht het toch wel een mooie man vinden?
“Jij zit natuurlijk te denken hoe die man een broer van mij kan zijn?”
“Om eerlijk te zijn, dat denk ik nu pas, nu je het zegt. Lastig om zo’n broer te hebben, lijkt me.”
“Ik ben eraan gewend. Vroeger was ik jaloers, nu schaam ik me voor hem. Over een tijdje zal die schaamte ook verdwenen zijn. Dan is hij gewoon mijn broer niet meer.”
Het klonk pathetisch. Richard deed zich onverschilliger voor dan hij zich moet hebben gevoeld, leek me. Zijn keuze voor het theater kwam overigens in een ander perspectief te staan.
Jayne was ondertussen naast me geschoven.
“Never a dull moment on Long Island.”
“Dat kan je wel zeggen ja.”
“Ik wilde Chris even ontvluchten. Soms is het zo’n ongelooflijke oude zeur. Hij is hard aan een nieuwe vriend toe, maar hij blijft zich blind staren op leeghoofden als die broer van Richard. Alsof hij het daar een dag mee zou uithouden.”
“Botsende ego’s lijkt me.”
“Moord en doodslag lijkt me een betere omschrijving.”
Ik vond dat Jayne er vermoeid uitzag. Haar gezicht tekende snel. Haar zwarte haren waren opeens te zwart. Ze maakten hekserig.
“Vermaak jij je wel?”
Ik overviel haar met mijn vraag.
“Weet je, voor een deel zijn dit soort gelegenheden herhalingsoefeningen, maar er komt altijd wel iets uit voort.”
“Zakelijk bedoel je?”
“Zakelijk, privé…..ik heb de meeste van mijn vrienden en contacten leren kennen op avondjes als deze. Het is in Manhattan veel moeilijker voor een vrouw alleen. Je ziet mij toch niet naar het café gaan om een borrel te drinken?”
Nee inderdaad, daar is Jayne niet het type voor. Zo sterk en zo bitchy als ze zakelijk kan zijn, zo kwetsbaar en in zichzelf gekeerd is ze privé. In een zakelijke onderhandeling wijkt ze geen millimeter, in een café is ze met een natte vinger te lijmen. Aandacht verwart ze dan met oprechte belangstelling. Om haar eenzaamheid het hoofd te bieden heeft ze drie jaar geleden besloten om een hond te nemen. Wolf. Ze is dol op het beest. Bij hem kan ze veel affectie kwijt. Haar homovrienden zorgen voor het sociale netwerk. Dat bij elkaar is haar leven. Niet erg benijdenswaardig, maar het is leefbaar.
Omdat iedereen honger begon te krijgen en een aantal buitenlandse gasten nog steeds niet was gearriveerd, werd het programma omgegooid. Trishia kreeg de opdracht haar heerlijkheden alvast te serveren. Buiten, op een meterslange, wit gedekte tafel. Ze werd geholpen door twee meisjes van een jaar of twaalf, dertien. Dat bleken haar dochters te zijn. Een tweeling. De trotse moeder had ze uitstekend geïnstrueerd. Ze hadden haar lach en haar zorgzaamheid.
Er werd nog net niet gevochten, maar het was duidelijk dat het eten niet veel later had moeten komen. Er ontstond een ware run op de overladen tafel. De borden werden ruim gevuld. Overigens aangemoedigd door Trishia. Voor haar was veel eten het beste bewijs dat je het naar je zin had. Ze zag graag dat haar gasten het goed naar hun zin hadden. Zelfs de andere John leek aangemoedigd zijn boek in te wisselen voor een maaltijd. Geruisloos bewoog hij zich tussen zijn gasten, die hem nauwelijks opmerkten. Een enkeling sprak hem aan. Hij reageerde minzaam glimlachend. Ik had geen idee wat ik van hem moest denken. Was het arrogantie? Verlegenheid? Was hij verstrooid? Leefde hij in zijn eigen wereld? Het zou me nooit duidelijk worden.
Terwijl iedereen braaf zat te eten en de gesprekken langzamerhand verstomden klonk er opeens een ijselijke gil.
“Hellupppp!”
Ik herkende de stem van Trishia.
Albert sprong op en rende naar het huis. Hij vergat nooit zijn professionele plicht. Ik rende achter hem aan en zag nog net dat enkele anderen ons volgden. In het huis probeerden we op het geluid af te gaan. De hulpkreten kwamen van boven, dat was zeker. We stoven de eerste de beste trap op en zagen Trishia met haar handen in de lucht voor een open deur staan.
Daar lag hij, Bill. Naakt. Zijn armen en benen gespreid, zijn handen en voeten aan het bed vastgebonden, zijn onderlijf in een plas met bloed, zijn 22 centimeter in zijn mond gepropt en zijn ogen wijd open. Het was een afschuwelijk gezicht. Mijn maag draaide zich om en ik moest mijn blik afwenden om weer lucht te krijgen. Albert liep door en controleerde ogenschijnlijk kalm en geroutineerd of Bill nog leefde. Hij was onmiddellijk in functie. Hij gaf iemand de opdracht een ambulance te bellen, hij vroeg een ander hem te helpen met het stelpen van het bloed. Betty haalde het geslachtsdeel uit Bill’s mond en ik zag Richard met het zweet op zijn voorhoofd zijn handen en voeten losmaken.
Omdat ik weinig anders kon doen, probeerde ik de gasten zoveel mogelijk op afstand te houden, zodat ze de anderen niet in de weg liepen. Ik nam Trishia in mijn armen. Ontroostbaar was ze. Ze leunde zwaar tegen me aan en huilde met diepe uithalen. Het geluid ging door merg en been. Af en toe trokken er rillingen door haar hele lichaam.
“Mijn kinderen, mijn kinderen……”
“Stil maar, die hebben niks gezien. Jayne is bij ze. Ze zijn beneden. Maak je geen zorgen…..Die zijn in goede handen.”
Ik hoorde mezelf praten. Machteloos, koortsachtig zoekend naar de juiste woorden.
Toen ik de sirenes van ziekenauto en politie hoorde ben ik naar beneden gegaan. Uitgeput en draaierig plofte ik op een stoel neer.
“Ik dacht dat géld niet gelukkig maakte, maar schoonheid is……”
“Hou je kop, klootzak.”
Ik had Chris bijna een mep uitgedeeld.
Ik zag Jayne nog uit de keuken komen met aan iedere hand een huilend kind.
Daarna was ik het kwijt.
Ze begreep volkomen dat we diezelfde avond nog wilden terugrijden naar Brooklyn. Zelf wilde ze ook liever niet blijven, maar ze vond dat ze er moest zijn voor het geval Richard of John haar nodig had.
Het was een lange rit waarin we vrijwel geen woord met elkaar wisselden.
“Het moet voor Trishia een vreselijk gezicht zijn geweest.”
Die zin kostte Albert zichtbaar moeite.
Rob Perrée