Het was weer zo’n dag die zich niet liet dwingen.
Ik was op weg naar Manhattan om de nieuwe biografie over Thomas Eakins te kopen. Daar draaide ik al een aantal dagen omheen. Ik kende mezelf, dat soort schijnbewegingen hoorden bij het ritueel van een te dure aankoop, maar brachten me uiteindelijk nooit op een andere gedachte. Waarom dan nog langer het spel spelen?
Het was mooi weer, een graad of twintig. Het onweer van afgelopen nacht had de vochtigheid uit de lucht gehaald. Een ideale dag om de stad te doen. “Wandering while wondering” zoals Langston Hughes dat ooit omschreef. Omdat ik door de jaren heen de weg naar de metro al honderden keren had gelopen, probeerde ik zoveel mogelijk afwisseling in mijn route te brengen. Die dag koos ik voor de coffeeshopvariant. Een klein jaar geleden had iemand het lef gehad om in onze buurt een heuse coffeeshop te beginnen. Met belegde broodjes, echte cappuccino en The New York Times. Er werd met verbazing over gesproken. Dergelijke ‘stadse’ zaken zouden bij ons geen schijn van kans hebben. Wie kon het zich permitteren om erheen te gaan? Die hard werkende arbeiders die een groot gezin hadden te onderhouden? Die alleenstaande moeders? Die mensen met een uitkering? Bovendien zagen veel buurtbewoners een coffeeshop als ‘iets voor blanken’. Geestelijk waren ze daar nog niet aan toe.
Ondanks al die scepsis werd het een succes. Dezelfde eigenaar opende een paar maanden later in het pand ernaast een boekwinkel met boeken van uitsluitend zwarte schrijvers. Er was een speciaal hoekje voor de kinderen. Met de rode plastic stoeltjes. Om de paar weken kwam er een schrijver een lezing geven. Voor hooguit tien vrouwen, maar toch. ‘Brookstone Books’ leek het eveneens te gaan redden. Ook vandaag merkte ik hoe trots ik me voelde als ik deze zaken passeerde.
Bedford Stuyvesant was mijn buurt geworden.
Ik stak over naar het park en was net ter hoogte van het eerste bankje toen ik haar aan zag komen. Grote, langzame passen, het hoofd naar beneden. In gedachten. Een plastic boodschappentas aan haar rechterarm.
“Joanne?”
Ze keek op en onmiddellijk begonnen haar zwarte ogen te glimmen.
“Wooden shoe!!”
Ze schreeuwde het haast uit.
Ze rende naar me toe en vloog me om mijn nek. Haar tas viel op de grond.
“Wooden shoe! Je bent het echt. Mijn god……”
Ze maakte sprongetjes om haar blijdschap een uitweg te geven.
Ik was overdonderd door zoveel emotie. Ik voelde me de stijve hark die ik in dit soort omstandigheden altijd ben.
“Joanne………hoe is het met je? Dat is lang geleden….”
Ze reageerde niet op mijn vraag, maar drukte zich dichter tegen me aan. Na een tijdje voelde ik dat haar lichaam zich ontspande. Ze huilde. De tranen stroomden over haar bolle wangen.
“Sorry, ik….”
“Geeft niet. Zullen we daar even gaan zitten?”
Ik wees op de enige lege bank. De andere waren bezet door notoire daklozen of het bekende groepje oude wijfjes dat De Heer probeerde te verkopen aan niets vermoedende voorbijgangers. Hun nieuwsgierigheid had De Heer overigens even naar het tweede plan geduwd: ze keken allemaal belangstellend in onze richting.
“Ja…..ja…..even zitten….”
Ik raapte haar tas van de grond en volgde haar naar de bank.
Met een diepe zucht zakte ze neer. Een door ongeloof getekend gezicht keek me aan.
“Wooden shoe….. dat ik je ooit nog terug zou zien…..dat had ik niet gedacht…..god nee….. dat had echt ik nooit gedacht…. Sorry, ik blijf je maar steeds wooden shoe noemen…..het paste ook zo mooi bij je….een Hollander met grote voeten….Alvin en jij hadden dezelfde maat. Het was geen gezicht, die schoenen van jullie naast de voordeur. Ik moest er altijd onbedaarlijk om lachen, om die slagschepen. Jullie waren even lang, is het niet? Bijna twee meter?”
“Alvin was een paar centimeter langer.”
“Een mooi stel……Het klinkt gek, maar ik voelde me heel sterk als ik achter jullie aan liep naar de kerk. Ik wilde graag met jullie gezien worden.”
Ze observeerde me even.
“Waar zijn je krullen gebleven?”
“Ik word een dagje ouder. Leeftijd vreet haren.”
“Alvin verloor op het laatst ook zijn krullen. Hij wilde zich niet kaal scheren. Had best gekund. Dat deden toen alle zwarte mannen. Hij was altijd trots op zijn haar geweest.”
Joanna draaide haar hoofd van me af en sloeg een denkbeeldig pluisje van haar rok.
“Hoe lang is het geleden Ron?”
“Volgende maand is Alvin vijf jaar dood. Ruim vijf jaar dus.”
“Was jij erbij toen hij dood ging?”
“Nee, helaas niet.”
Joanne glimlachte. Ze wist dat Alvin en ik altijd dezelfde grap maakten bij het afscheid. “Je wacht met doodgaan tot ik erbij ben. Heb het lef niet er voor die tijd tussenuit te knijpen, want dan vermoord ik je.” Met een schaterende lach beloofde hij iedere keer plechtig zich aan de afspraak te houden. Flauw, kinderachtig, zeker nu, achteraf, maar het luchtte op. Het maakte het afscheid makkelijker.
“Hij is er toch tussenuit geknepen.”
“Ik denk het niet. Hij had best woord willen houden.”
“Wat bedoel je?”
“Michael heeft me gewoon niet op tijd gewaarschuwd. Hij belde me pas toen Alvin al lang en breed in Noord Carolina was begraven. Ik was woedend.”
“Waarom zou hij dat niet gedaan hebben?”
“Dat lijkt me duidelijk. Het was zijn feestje, daar kon hij geen pottenkijkers bij gebruiken.”
Joanne schrok van mijn uitval.
“Je bent nog steeds kwaad.”
“Dat realiseer ik me nu ook……. Michael was jaloers. Hij wist verdomd goed hoe het tussen ons zat. Hij wist dat hij dat nooit zou bereiken, al speelde hij nog zo mooi en zo overtuigend Florence Nightingale. Alvin had hem van het begin af aan door, hij kende zijn dubbele agenda. Het tragische was alleen dat hij van Michael afhankelijk was. Afhankelijk was gemaakt, kan ik beter zeggen.”
“Dus je hebt geen afscheid kunnen nemen.”
“Dat is niet helemaal waar. Een maand voor zijn dood was ik nog bij hem en toen hadden we de kans om uitgebreid met elkaar te praten. Michael liet ons eindelijk alleen. Voor Alvin was het praten moeilijk, want hij was verzwakt en had geen tanden meer in zijn mond. Maar hij wilde graag. Hij moest me vertellen hoe eenzaam hij was. Natuurlijk, Michael was er altijd, maar dat bedoelde hij niet. Zijn vrienden, zijn familie, ze hadden hem allemaal in de steek gelaten of ze hadden zich door Michael laten weerhouden om te komen. Alvin had immers geen hulp nodig. Daar zorgde hij toch voor. Maar Alvin had geen behoefte aan iemand die hem behandelde als een hulpeloos kind. Daar werd hij gek van. Hij had behoefte aan contact. Normaal contact. Aan mensen die hem als vriend behandelden, niet als de zielige aidspatiënt. Ik was de enige die bleef komen. En hoe vaak kwam ik nou helemaal? Een keer of vier, vijf per jaar. Telkens als ik in New York was. Hij vertelde zonder wrok over zijn ziekte. Over de langzame aftakeling. De gebreken. De pijn. Maar hij vertelde ook hoe moeilijk hij het vond om al jarenlang geen seks meer te hebben. “Alsof een zieke geen stijve krijgt.” Daar moest hij dan tegelijk weer vreselijk om lachen. Hij wist dat hij op dat gebied tot niks meer in staat was, maar hij vond dat zijn seksuele gevoelens niet ontkend mochten worden.”
Joanne knikte herkennend.
“Hij kon schaamteloos open zijn. Soms moest ik hem echt de mond snoeren. Ik moest hem er dan aan herinneren, dat hij dat soort platte dingen niet kon zeggen in het bijzijn van een dame. Dan schaterde hij het uit. “Een dame…….? Je bent heel veel Joanne. Je bent een schat. Je bent mijn beste vriendin, maar een dame…..?” Ik lachte dan maar weer mee, want hij versierde me waar ik bij stond.”
“Hij vertelde die laatste keer ook dat hij altijd uitkeek naar mijn komst, dat hij telkens weer verliefd werd als hij me zag. Ik vond het vreselijk om dat te horen.”
“Waarom? Dat is toch mooi.”
“Ik wist dat het waar was, maar dat maakte het juist zo moeilijk voor mij om hem te bezoeken. Ik kon die verwachtingen nooit waar maken. Ik zag iedere keer vreselijk tegen het bezoek op. Na afloop konden ze me opdweilen. Ik was dan volledig van de kaart. Darrell heeft me een paar keer tegen willen houden. Hij wilde niet meer dat ik ging.”
“Alvin was je grote liefde?”
“Als er zoiets bestaat…ja….hij was mijn grote liefde, maar na een half jaar dumpte hij me en stapte over op een ander.”
“Randy, die idioot.”
“Jij zegt het.”
“White trash van het zuiverste water.”
Joanne gebruikte nooit dit soort zware woorden. Zij heeft het Randy altijd hoogst kwalijk genomen dat hij het liet afweten toen Alvin hem het hardst nodig had. Als het hem te ingewikkeld werd, als er teveel van hem gevraagd werd, dan nam hij de benen en kon dagenlang wegblijven.
“Heeft Alvin je ooit verteld waarom hij je liet zitten?”
“Het was niks voor hem, een relatie met een oceaan ertussen. Hij zei meteen dat het voor hem onmogelijk was om trouw te blijven. Bovendien, ik weet niet of ik het zelf volgehouden zou hebben. Het was een onmogelijk mens om mee te leven. Hij kon vreselijke buien hebben en hij kon liegen als geen ander.”
“Vertel mij wat. Ik hield van hem, dat maakte dat ik het heb volgehouden, maar hij kon je het bloed onder de nagels vandaan halen. Hij kon vreselijke opmerkingen plaatsen. Maar direct daarna had hij weer een grap waar je ontzettend om moest lachen of hij was weer zo kinderlijk ontroerend of lief dat je razendsnel smolt. Ik kon nooit langer dan een uur kwaad op hem blijven. Dan had hij me weer versierd, dan zat ik weer in zijn broekzak. We konden uren met elkaar praten. Over van alles en nog wat. Politiek, baseball, maar ook over gevoelens, over seks, zelfs over mijn eigen seksleven. Hij was heel intelligent, al wist hij dat soms goed te verbergen. Het was af en toe net een kind, een stout kind van twee meter.”
“Waarom ben jij toen gestopt om hem te verzorgen? Was het je man?
“Toen de benen van mijn man werden afgezet en hij in een rolstoel verder moest, werd het heel moeilijk. Ik vond dat ik er voor hem moest zijn. Eerst konden de kinderen nog wel bijspringen, maar daar kreeg ik het steeds moeilijker mee. Gewetenswroeging. Terwijl ik Alvin hielp moesten zij hun vader helpen. Het werd een ongelooflijk loyaliteitsprobleem. Ik wilde Alvin niet in de steek laten, na al die jaren, maar ik kon Ben evenmin alleen laten. Ik vond het een verschrikkelijk dilemma. Een lullige opmerking van Michael heeft me over de streep getrokken.”
“Lullige opmerking?”
“Hij vertelde me een keer aan het einde van de zondag, vlak voordat ik wegging, dat het voor Alvin beter zou zijn als hij verzorgd zou worden door een homoseksuele man. Die had een beter inzicht in zijn problemen. Ik was verbijsterd. Wat een arrogante nietsnut. Of Alvin het daar mee eens was, vroeg ik nog. Hij zei dat hij alles met Alvin besprak. Ik had geen zin meer om aan te dringen. Ik was gekwetst. Die week heb ik Alvin gebeld en verteld dat ik niet meer kon komen. Dat ik thuis verwacht werd. Hij zei dat hij het begreep, maar toen ik hem vroeg of hij het ging redden, barstte hij in tranen uit. Het was verschrikkelijk. Er kwam geen verstaanbaar woord meer uit. Uiteindelijk heeft hij opgehangen. Mijn hart brak Ron, het klinkt overdreven, maar zo voelde het echt. Nu ik het je vertel komt het schuldgevoel weer boven.”
Ze kneep in mijn onderarm om zich te kunnen beheersen.
“Je kon geen andere beslissing nemen. Het was de enige juiste. Alvin heeft dat vast en zeker begrepen.”
“Ik heb het hem niet meer kunnen vragen.”
Op het bankje naast ons kwam een onduidelijke baal kleren in beweging. Een jongeman richtte zich moeizaam op en keek verdwaasd om zich heen. Hij had duidelijk geen idee waar hij was. Zijn haren stonden recht overeind. Hij graaide om zich heen. Kennelijk op zoek naar zijn persoonlijke bezittingen. “Shit!”. Dat voorspelde weinig goeds. Waarschijnlijk was hij bestolen. “Shit!”.
De vrouwtjes aan de overkant keken hem verstoord aan. Hun Heer houdt niet van dergelijke woorden.
“Hoe is het met Ben?”
“Die is er niet meer. Twee jaar geleden heeft hij het opgegeven. Het leven van een invalide was onmogelijk voor hem. Hij was gewend om hard te werken en hij was gewend aan een vrouw die haar eigen werk deed. Nu had hij huisarrest en hij had het idee dat hij mij dezelfde straf had opgelegd. Dat kon ik hem niet uit zijn hoofd praten. Zijn lichamelijke conditie ging hard achteruit. Hij wilde niet meer. Zijn hart gaf het op. Een beer van een kerel. Binnen korte tijd was hij veranderd in een breekbare oude man.”
“Je vertelt het rustig.”
“Ja, ik heb er vrede mee. Ik zag dat iedere dag extra hem vreselijk veel pijn deed.”
De jongeman naast ons liep als een bezetene om zijn bank heen. Hij bleef aldoor “shit” roepen. Jarenlang drugsgebruik werkt kennelijk verwoestend op je woordenschat.
“Hoe gaat het met jezelf Joanne? Red je het wel?”
“Ik ben weer in de zorg gegaan. Er zijn nog zoveel stakkers die geen kant uitkunnen. Alleen doe ik het niet meer iedere dag. Ik wil meer tijd met mijn kinderen doorbrengen. En mijn kleinkinderen, hoop ik.”
“Je bent oma?”
“Binnenkort. Mijn oudste verwacht een tweeling.”
“Gefeliciteerd.”
“Als ze maar gezond zijn……..”
Ze liet mijn arm los en trok haar tas op haar schoot. Het was genoeg.
“Ik moet weer verder. Mijn dochter weet niet waar ik blijf.”
“Het was leuk om je te zien. Ik heb je gemist. Je weet dat ik Alvin bijna altijd op zondag opzocht, omdat ik wist dat jij er dan was. Met Olga had ik niks. Ongetwijfeld een best mens, maar ze zat altijd stil in een hoekje van de keuken te knikkebollen. Bovendien verstond ik haar niet. Ze had een onmogelijk accent. Met jou kon ik plezier hebben. Dan waren die bezoeken niet zo zwaar. Alvin was bijna altijd in een goede bui en jullie staken elkaar aan met je grappen en grollen.”
Ze glimlachte alleen maar.
“Wanneer kom je nou eindelijk naar Nederland? Nu heb je tijd?”
“Ach jongen, het is lief van je, maar ik voel me hier het beste thuis, hier in Brooklyn. Hier heb ik mijn hele leven gewoond, hier zullen ze me van de straat moeten oprapen.”
In een reflex keek ik naar beneden.
“Je moet me alleen één ding beloven.”
Het klonk haast dreigend.
“Wij tweeën hebben gezien hoe Alvin aan zijn eind is gekomen. Eenzaam en onder vreselijke omstandigheden. Anoniem en vergeten. Die paar vrienden bij de begrafenis waren door Michael opgetrommeld. Het waren vast en zeker zijn vrienden. Alvin had geen vrienden meer. Jij en ik mochten er niet bij zijn. Zijn familie wilde er niet bij zijn. Hij verdiende beter. Veel beter. Jij bent schrijver. Jij kunt wat doen.”
Ik voelde me verlegen. Wist niet wat ik moest zeggen.
Ze pakte me stevig om mijn middel en drukte een dikke kus op mijn lippen.
“Het ga je goed wooden shoe. Wij zullen elkaar in ieder geval niet vergeten.”
Met grote, langzame passen liep ze het parkje door. Ze keek niet meer om.
Enigszins van mijn stuk vervolgde ik mijn weg naar de ingang van de metro.
Ik had geen idee hoe mijn dag verder zou verlopen.
Rob Perree
2500